Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1169

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 februari 2011

aan de minister van Landsverdediging

Krijgsmacht - Personeel - Etnische en culturele diversiteit (en dubbele nationaliteit)

krijgsmacht
buitenlandse staatsburger
culturele verscheidenheid
militair personeel
dubbele nationaliteit

Chronologie

2/2/2011Verzending vraag
2/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1169 d.d. 2 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Belgische bevolking evolueert steeds meer naar etnische en culturele diversiteit. Heel wat Belgen zijn van niet-Belgische afkomst, via ouders of grootouders. Ondanks de zeer grote diversiteit in onze maatschappij, zijn er kwantitatief belangrijke groepen mensen die uit eenzelfde land afkomstig zijn, o.a. de Europese landen Italië, Nederland, Spanje, Griekenland, maar ook Turkije en Marokko en meer recent Oost-Europa en Centraal-Afrika.

Heel wat van deze mensen vestigen zich in ons land, hun kinderen en kleinkinderen groeien hier op. In heel veel gevallen verkrijgen ze de Belgische nationaliteit of worden als Belg geboren. Door gezinsomgeving, naam, huidskleur en andere kenmerken, is een aantal onder hen herkenbaar als etnisch en cultureel verschillend. Toch zijn ze onmiskenbaar Belg, met alle rechten en plichten die daarbij horen.

Het is belangrijk dat deze etnische en culturele diversiteit zich ook manifesteert in de overheidsdiensten, dat de diensten van en voor de gemeenschap een maatschappelijke en culturele emanatie worden van de bevolking. Het personeels- en vooral wervingsbeleid moet dan ook heel bewust streven naar een vorm van representativiteit. Hoewel dit uiteraard niet op een apothekersweegschaal kan worden afgewogen, kan men zich via het meten van de etnische en culturele diversiteit een beeld vormen van de mate waarin deze diensten tegemoet komen aan dit weerspiegelingsideaal.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen, wat het Belgische leger betreft:

1. Hoe groot is het aandeel van de personeelsleden in het leger van etnisch en cultureel diverse afkomst, per onderdeel. Welke definitie hanteert men hiervoor? Hoeveel personeelsleden zijn afkomstig uit (1) Turkije, (2) Marokko, (3) Centraal-Afrikaanse landen (4) het Verre Oosten, (5) andere Europese landen. Hoe evolueerden deze percentages in de periode 2006-2010? Hoe evalueert en duidt de minister deze cijfers en de evolutie ervan?

2. Als men deze cijfers analyseert naar (1) rang en (2) anciënniteit, welke conclusies kan men dan trekken?

3. Vindt de minister de huidige aanwezigheid van etnisch en cultureel diverse groepen binnen het leger optimaal? Zo ja, op basis van welke argumenten? Zo niet, wat ondernam of plant de minister om deze aanwezigheid te verbeteren?

Antwoord ontvangen op 2 maart 2011 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

België heeft het Verdrag van Den Haag van 12 april 1930 aangaande zekere vragen betreffende de wetsconflicten inzake de nationaliteit geratificeerd. Artikel 3 van dat verdrag bepaalt dat een persoon met twee of meer nationaliteiten door elk van de staten waarvan hij de nationaliteit heeft, kan worden beschouwd als een onderdaan.

Wie in België meerdere nationaliteiten heeft, waaronder de Belgische, zal als Belg beschouwd worden zonder rekening te houden met de andere nationaliteiten, gegevens die trouwens niet worden bijgehouden door Defensie en die vallen onder de toepassing van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Evenzeer is de etnische culturele afkomst van het personeel een gegeven dat niet wordt bijgehouden door Defensie omdat zij eveneens onder de toepassing valt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Er kan derhalve niet bepaald worden hoeveel personen met een dubbele nationaliteit of van een etnisch cultureel diverse afkomst, werkzaam zijn bij Defensie.