Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11358

van André du Bus de Warnaffe (cdH) d.d. 4 april 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

de therapietrouw van patiënten met chronische aandoeningen

chronische ziekte
geneeswijze

Chronologie

4/4/2014Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Voorlopig antwoord (pdf)

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4922

Vraag nr. 5-11358 d.d. 4 april 2014 : (Vraag gesteld in het Frans)

Dankzij farmaceutisch onderzoek worden geneesmiddelen steeds specifieker en efficiënter. Voor de patiënten zijn ze echter soms ingewikkeld en ze kunnen de gemeenschap veel geld kosten als ze verkeerd gebruikt worden.

De vraag is niet alleen hoe patiënten met chronische aandoeningen met dit soort behandelingen dagelijks omgaan en wat de therapietrouw op lange termijn is, maar ook wat de rol van het gezondheidssysteem is om tot een betere aanpak van een chronische ziekte te komen.

In 2003 verscheen een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) met als titel :”Adherence to long-term therapies. Evidende for action”(1).

Het onderstreepte dat het probleem oplossen van het niet-naleven van de therapie veel efficienter zou zijn dan de komst van om het even welke nieuwe medische ontwikkeling.

Volgens de WGO komt het probleem van het niet-naleven van de behandelingen vooral voor bij chronische aandoeningen. Het fenomeen van het niet-naleven van de therapie wordt vastgesteld in alle situaties waarbij de patiënt zelf zijn geneesmiddelen moet beheren, welke ook de aandoening is. Nog volgens hetzelfde WGO-rapport houdt in ontwikkelde landen slechts 50% van de chronisch zieken zich aan de behandeling. De problematiek zal alleen maar groter worden, naarmate het aantal chronische ziekten wereldwijd toeneemt. Het risico om een chronische ziekte te krijgen neemt immers toe met de leeftijd en een chronische aandoening gaat meestal gepaard met andere ziekten.

Therapietrouw kan worden gedefinieerd als een aangepast en actief gedrag van de patiënt om de therapeutische doelstellingen te bereiken die de patiënt en de gezondheidswerker hebben besproken.

Het woord “trouw” krijgt over het algemeen voorrang op de term “naleving”, want dit laatste doet vermoeden dat de patiënt passief de instructies volgt van zijn arts, terwijl vooral de betrokkenheid van de patiënt centraal staat.

Volgens een gezondheidsonderzoek van 2008 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid zegt meer dan een kwart van de Belgische bevolking aan een chronische aandoening te lijden. Het fenomeen van het niet-naleven van de therapie is dus ook bij ons een realiteit, maar meestal wordt het onderschat en komt het door het ontbreken van wetenschappelijke studies niet tot uiting.

Het is een ingewikkeld probleem, want therapietrouw wordt beïnvloed door verschillende elementen, zoals het persoonlijk gevoel van de patiënt over de doeltreffendheid van het geneesmiddel, zijn kennis en begrip van de risico's van de ziekte, zijn verwachtingen van de behandeling, de baat die hij erbij ondervindt, ongemakken en voordelen. De doorslaggevende elementen kunnen verschillen naargelang van de chronische aandoening.

Naast de klinische gevolgen voor de patiënt, kan gebrekkige therapietrouw ook een economische weerslag hebben zoals meer consultaties, bijkomende onderzoeken, meer behandelingen, hospitalisatie, vermindering van de levenskwaliteit of zelfs van de levensverwachting van de patiënt. Dit dient grondiger te worden onderzocht.

Hoewel het om een ernstig probleem gaat, is een gebrek aan therapietrouw spijtig genoeg vaak een onbespreekbaar onderwerp voor beroepsmensen en patiënten, vooral ook omdat een onaangepaste behandeling te laat wordt ontdekt en pas tot uiting komt wanneer de behandelingsdoelstellingen niet worden bereikt.

De Franse Assemblée Nationale heeft deze problematiek onderzocht en publiceerde in juni 2010 een rapport : “Education thérapeutique du patient (ETP)” (2)

Een verstandig geneesmiddelengebruik impliceert een goed voorschrijfgedrag, gevolgd door een nauwgezette opvolging van de behandeling. Mevrouw de minister, het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten voerde op uw initatief twee bewustmakingscampagnes, in 2011 voor volwassenen: “Geneesmiddelen neem je niet zomaar”, en in 2013 voor kinderen : “Een geneesmiddel is geen snoepje”.

Therapietrouw is een essentieel onderdeel van het gezondheidssysteem. De problematiek van het niet volgen van de behandeling is een echte uitdaging voor Volksgezondheid.

Mevrouw de minister,

1) Wordt er binnen uw diensten, in het bijzonder binnen de afdeling van het Observatorium voor chronische ziekten, nagedacht over therapietrouw? Beschikt u over nauwkeurige statistische gegevens van de omvang van het probleem in ons land?

2) Op de Nationale Conferentie “Zorg voor Chronisch Zieken” van 28 november 2013 stond therapietrouw niet expliciet in de oriëntatienota. Meent u dat een bewustmakingscampagne hierover noodzakelijk is?

3) Het gezondheidssysteem is gedeeltelijk verantwoordelijk voor de situatie en steeds meer gezondheidswerkers vinden een betere opvolging van de voorgeschreven behandelingen nodig. Welke maatregelen zullen hiervoor nodig zijn?

4) Welk gevolg hebt u gegeven aan de resolutie die in maart 2013 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd aangenomen “tot verbetering van de therapietrouw bij patiënten” (Doc 53-0907/001-005)

5) Vindt u niet dat België deze aangelegenheid tijdens het tweede semester 2014, onder het Italiaans voorzitterschap op de agenda Gezondheid van de Raad van de Europese Unie moet plaatsen ?

Referenties

(1) WGO rapport 2003 “Adherence to long-term therapies. Evidence for action" http://whqlibdoc.who.int/publications/2003/9241545992.pdf

(2) Assemblée Nationale, France, juin 2010 rapport “Education thérapeutique du patient ( ETP)”

http://www.ladocumentationfrancaise.fr/var/storage/rapports-publics/104000364/0000.pdf