Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11252

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 17 maart 2014

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken

BTW-aangifte - Kwartaalvoorschotten - Interesten wegens niet of te late betaling - Kwijtschelding en terugbetaling

BTW
rente

Chronologie

17/3/2014Verzending vraag
22/4/2014Antwoord

Vraag nr. 5-11252 d.d. 17 maart 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Belastingplichtigen die op kwartaalbasis btw-aangiften indienen zijn ertoe gehouden om in de tweede en derde maand van het kalenderkwartaal voorschotten te voldoen. Het bedrag hiervan is gelijk aan een derde van de belasting die door de belastingplichtige voor het vorig kalenderkwartaal verschuldigd was. Niet of te late betaling van deze voorschotten leiden tot de verschuldigdheid van de fiscale interest van 0,8 % per maand.

In deze context had ik dan ook volgende vraag:

Een belastingplichtige moet, wegens een verschuldigd btw-bedrag in een kwartaalaangifte, voorschotten voldoen in de tweede en derde maand van het volgende kwartaal. Uit de btw-aangifte van het volgend kwartaal blijkt evenwel dat er geen btw verschuldigd is. Bijgevolg verliezen de verplichte voorschotten op de belasting die uiteindelijk niet opeisbaar blijkt te zijn, hun voorwerp. Worden de interesten dan kwijtgescholden door de administratie en terugbetaald als onverschuldigde betalingen? Kan de minister zijn antwoord uitvoerig motiveren?

Antwoord ontvangen op 22 april 2014 :

Een belastingplichtige is, overeenkomstig artikel 53, § 1, 2° van het Btw-Wetboek, gehouden tot de maandelijkse indiening van een periodieke btw-aangifte. Overeenkomstig artikel 53octies, §1, van het Btw-Wetboek machtigt artikel 18, §2, van het Koninklijk Besluit nr. 1 belastingplichtigen, die voldoen aan de voorwaarden, om slechts om de drie maanden een aangifte in te dienen.

Op grond van artikel 19, §1, van het Koninklijk Besluit nr. 1 genomen in uitvoering van artikel 53octies van het Btw-Wetboek, zijn de belastingplichtigen die overeenkomstig artikel 18, § 2, slechts om de drie maanden een aangifte indienen gehouden uiterlijk de twintigste van de tweede en de derde maand van ieder kalenderkwartaal een voorschot te voldoen op de belasting waarvan de opeisbaarheid uit die aangifte zal blijken. Krachtens artikel 19, §2, van voornoemd Koninklijk Besluit is het bedrag van elk van die voorschotten gelijk aan een derde van de belasting die door die belastingplichtige voor het vorige kalenderkwartaal verschuldigd was. Overeenkomstig artikel 91, §1, 1°, van het Btw-Wetboek is een interest van 0,8 % per maand van rechtswege verschuldigd wanneer de belasting niet tijdig is voldaan.

Het systeem van maandelijkse voorschotten is ingesteld om kwartaalindieners en maandindieners op gelijke voet te plaatsen. Het gaat om een forfaitair systeem waarbij het voorschot bepaald wordt op basis van het bedrag aan belasting over de toegevoegde waarde opgenomen in de vorige kwartaalaangifte. Het spreekt voor zich dat de betaalde voorschotten zowel te hoog als te laag kunnen zijn in verhouding tot hetgeen uiteindelijk uit de kwartaalaangifte zal blijken. Wanneer enerzijds deze voorschotten achteraf blijken te hoog te zijn, blijven eventueel opgelopen interesten wegens laattijdige betaling van de voorschotten in principe verschuldigd. De betaling van de voorschotten volgt immers uit een wettelijke verplichting. Anderzijds krijgt de Administratie geen compensatie indien de som van de twee betaalde voorschotten kleiner is dan twee derde van het bedrag van de belasting waarvan de opeisbaarheid uit de hierop volgende kwartaalaangifte blijkt.