Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11245

van Frank Boogaerts (N-VA) d.d. 14 maart 2014

aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

het belang van de tweede spoortoegang tot de haven van Antwerpen

haveninstallatie
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
spoorwegnet

Chronologie

14/3/2014Verzending vraag
27/3/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4695

Vraag nr. 5-11245 d.d. 14 maart 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Vlaamse zeehavens zijn een enorm verzamelpunt van goederen. Van hieruit moet jaarlijks meer dan 275.000.000 ton goederen efficiënt op hun bestemming geraken. Zeer veel goederentransport gaat over de weg met behulp van vrachtwagens, maar nog steeds een groot deel wordt via het spoor vervoerd.

VOKA heeft aangegeven dat het Belgisch spoornetwerk dringend moet worden geoptimaliseerd. Echt noodzakelijke spoorinfrastructuurwerken zijn daarbij absoluut onontbeerlijk. Zo wordt er door VOKA bijvoorbeeld nogmaals op het belang gewezen van een tweede spoortoegang tot de Antwerpse haven. Dergelijke investeringen zijn blijkbaar niet voorzien in het investeringsplan van de NMBS, dus zullen door cofinanciering van de gewesten moeten worden voorzien. Onze zeehavens liggen nu eenmaal in Vlaanderen, hun efficiëntie mag niet belemmerd worden door een wafelijzerpolitiek. De bestaande 60/40-regeling, die de investeringen verdeelt tussen respectievelijk Vlaanderen en Wallonië, mag geen belemmering vormen bij de besluitvorming over de infrastructuurprojecten. Gelukkig voorziet de 6de staatshervorming vertegenwoordigers van de gewesten in de raden van bestuur van de entiteiten van de NMBS-groep. Het is noodzakelijk dat Vlaanderen, op basis van een daadkrachtige en doordachte spoorvisie, duidelijke prioriteiten kan aangeven aan de federale koepel en meer impact krijgt op de investeringsbeslissingen van de NMBS.

Nu mijn vraag:

Zal de minister bij het nemen van investeringsbeslissingen zich blijven baseren op het wafelijzermodel, of zal hij rekening houden met projecten die essentieel zijn voor economische poorten, zodat deze kunnen worden uitgevoerd zonder dat de locatie van de investeringen een rol speelt?

Antwoord ontvangen op 27 maart 2014 :

De regering is zich bewust van het belang van de haven van Antwerpen in het nationaal economisch bestel van ons land.

Het is duidelijk dat door de ontwikkelingen rondom het Deurganckdok in de nabije toekomst logistieke goederenstromen, bovenop de al bestaande trafieken, zullen gegenereerd worden.

Zo wordt door de aanleg van de Liefkenshoekspoorverbinding een belangrijke spoorinfrastructuur toegevoegd aan het nationaal spoorwegnet.

Het blijkt dat de aanleg van een tweede spoortoegang tot de haven van Antwerpen op termijn ook nuttig zou kunnen zijn.

Een deel van het budget dat nodig is voor de tweede toegang, geschat op meer van twee miljard euro, werd echter door het Vlaams Gewest voorgesteld in het kader van de enveloppe die voorzien is door het MIP 2013-2025 voor de realisatie van de prioritaire gewestelijke projecten.

Vandaag wordt de voorrang gegeven aan het optimaliseren van de bestaande infrastructuur. INFRABEL neemt maatregelen tegen de congestie die zich op termijn dreigt voor te doen. Ze voorziet in een aantal remediërende maatregelen waarmee de huidige capaciteit van de bestaande spoorlijn L27A kan worden opgevoerd.

Concreet betreft het twee belangrijke spoorinfrastructuurwerken waarbij de knelpunten, die momenteel nog aanwezig zijn ten gevolge van gelijkgrondse wisselverbindingen van de goederenspoorlijn L27A met de aansluitende lijnen, met name:

zouden weggenomen worden door de aanleg van ongelijkgrondse vertakkingscomplexen.