Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1075

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 januari 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid

Loonkloof tussen mannen en vrouwen - Beleidsmaatregelen - Samenwerking met andere ministers en de gemeenschappen

gendermainstreaming
gelijkheid van beloning
gelijke behandeling
gelijke behandeling van man en vrouw
sociale dialoog

Chronologie

31/1/2011Verzending vraag
4/7/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1075 d.d. 31 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De studiedienst van de Vlaamse overheid communiceerde dat voor het eerst jonge vrouwen gemiddeld meer verdienen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Het uurloon van vrouwen tussen vijfentwintig en veertig jaar in 2009 lag namelijk iets hoger. Uiteraard is dit goed nieuws. Desondanks deze vaststelling, toont een volledige interpretatie van de cijfers aan dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen nog steeds hardnekkig en manifest aanwezig blijft, zowel voor jongere als oudere vrouwen.

Wat betreft het uurloon, verliezen vrouwen vanaf de leeftijdscategorie van vijfendertig tot negenendertig jaar zwaar terrein. Ook het maandloon ligt systematisch lager bij vrouwen dan bij mannen, in alle leeftijdscategorieën. Het verschil is er al bij jonge werknemers, maar neemt enorm toe in de bovenvermelde leeftijdscategorie. De belangrijkste factor blijkt de moeilijke combinatie van arbeid en gezin, waar vrouwen in grote mate de rekening voor betalen. Vrouwen zetten vaker een stapje terug en verminderen hun loonarbeid, zeker als ze schoolgaande kinderen hebben. Vastgeroeste, traditionele rolpatronen zijn zowel oorzaak als gevolg.

Het jaarrapport van het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen biedt gelijkaardige cijfers. Qua voltijdse arbeid verdient een vrouw gemiddeld 11 % minder dan een man. Omdat vrouwen vaker deeltijds werken loop dit verschil al snel op tot 24 %. De loonkloof op jaarbasis toont een verschil van 37 %. De extralegale voordelen vergroten de loonkloof.

Een doeltreffende aanpak vraagt maatregelen die de combinatie van gezin en arbeid vergemakkelijken en die deze combinatie veel meer tot een gedeelde verantwoordelijkheid van vrouwen en mannen maken. Dit kan door onder andere voldoende kwalitatieve en betaalbare kinderopvang, verlofsystemen die tegemoet komen aan de noden van ouders, gericht op vrouwen en mannen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) In oktober 2010 verkondigde de geachte minister op een persconferentie aan dat de loonkloof tegen 2016 van 11 naar 5 % moet verkleinen. Zij sprak in dat verband ook over een actieplan. Kan zij dit actieplan toelichten, met de nadruk op de visie, doelen, methodes, timing, begroting en coördinatie? Wanneer mogen we daar resultaten van verwachten en welke?

2) Een actieplan rond gelijkheid tussen man en vrouw vraagt ongetwijfeld de betrokkenheid van verschillende beleidsdomeinen en ministers. Bestaat er hieromtrent overleg en/of samenwerking met de betrokken beleidsdomeinen en ministers? Voorziet het actieplan in overleg en/ of samenwerking met de gemeenschappen en gewesten? Zo ja, met welk verhoopt en beoogd resultaat? Zo nee, plant zij spoedig overleg en/of samenwerking?

3) Welke initiatieven nam zij zelf om de loonkloof te verkleinen? Werden deze initiatieven reeds geëvalueerd en met welke resultaten? Acht zij deze initiatieven voldoende om de loonkloof tegen 2016 tot 5 % te reduceren? Plant zij hieromtrent nieuwe initiatieven? Wanneer denkt zij dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen volledig zal verdwenen zijn?

4) De minister gaf aan dat deze problematiek meer aandacht vereist in het volgende interprofessionele akkoord. Pleegde zij hierover overleg met de sociale partners? Met welk resultaat? Welke nieuwe maatregelen staan er in het interprofessionele akkoord met betrekking tot het verkleinen van de loonkloof tussen man en vrouw? Is zij tevreden met dit resultaat?

5) Zij uitte zich regelmatig als sterke voorstander van het opleggen van quota in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven en overheidsbedrijven. Bestaan er hieromtrent ook concrete plannen? Hoe zal zij haar wens concretiseren?

Antwoord ontvangen op 4 juli 2011 :

1. In het kader van het Nationaal Hervormingsprogramma hebben we aan Europa laten weten dat we tegen 2020 op een loonkloof van hoogstens 5 % mikken. Het is aan de volgende regeringen om hieraan concreet gestalte te geven. Dat zal geïntegreerd moeten worden binnen het beleidsproces van het “Europese Semester” en zijn weerslag vinden in de opvolgingsverslagen van het Hervormingsprogramma. Zoals het geachte lid weet is een regering in lopende zaken beperkt in haar manoeuvreerruimte. Ik heb niettemin al een denkgroep met de betrokken actoren opgericht om een zeker aantal concrete maatregelen vast te leggen die gericht zijn op het verminderen van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Wanneer deze eerste fase beëindigd is kunnen wij ons – samen met de bevoegde ministers - inzetten voor het opstellen van een transversaal actieplan in de verschillende beleidsniveaus.

2. De reflectie zal zich zeker niet kunnen beperken tot het federale niveau, gelet op het transversale karakter van deze thematiek van gendergelijkheid. Een overleg met de andere bevoegde ministers, vooral deze van de gewesten en gemeenschappen, zal absoluut noodzakelijk zijn, zoals het geachte lid terecht aanhaalt. Het Europese Semester, waarbij alle overheden betrokken zijn, biedt hiervoor het geschikte kader.

3. Zoals eerder aangegeven beschik ik niet langer over de nodige ruimte om alle noodzakelijke maatregelen te nemen. De oorzaken van de loonkloof zijn trouwens van meervoudige aard, zowel complex als onderling afhankelijk. Het is daarom moeilijk om te voorspellen wanneer wij tot een “volledige verdwijning” ervan zullen komen. Ik wil het geachte lid er ook op wijzen dat deze loonkloof zijn oorsprong vindt in allerlei elementen, zoals de discriminerende praktijken op de arbeidsmarkt, de afweging tussen arbeids- en gezinstijd, de studiekeuze van de jongeren, enz… Het wegwerken ervan is dan ook per definitie een werk van (zeer) lange adem.

4. Het is het geachte lid bekend dat de sociale partners er niet in geslaagd zijn een interprofessioneel akkoord af te sluiten. Uiteraard reken ik er nog steeds op dat de sociale partners in de komende tijd de nodige aandacht aan deze problematiek zullen geven.

5. ik ben bijzonder verheugd over de stemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers van 16 juni laatstleden, met betrekking tot een wetsvoorstel met het oog op het vaststellen van een minimumvertegenwoordiging van 30 % van elk geslacht binnen de raden van bestuur. Dit voorstel valt volledig binnen de beleidslijnen welke in in november 2009 op het federale niveau geïntroduceerd heb en die omwille van de val van de regering onafgewerkt bleven.