Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10691

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 december 2013

aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie

Kinderrechtencommissariaat - Aanbevelingen - Verblijfprocedures

kind
politiek asiel
illegale migratie
rechten van het kind
asielzoeker

Chronologie

18/12/2013Verzending vraag
24/1/2014Antwoord

Vraag nr. 5-10691 d.d. 18 december 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent publiceerde de Vlaamse Kinderrechtencommissaris zijn rapport "Nood breekt wet. Kinderen op de vlucht: menswaardige oplossingen dringen zich op". Hierin tal van aanbevelingen.

De volgende vragen gaan over het belang, het welzijn en betrokkenheid van het kind in relatie tot het geheel aan procedures.

1) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 1 van de Kinderrechtencommissaris om bij de verblijfsbeslissingen het welzijn en de rechten van het kind altijd als prioritair te hanteren en op andere criteria te laten prevaleren? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze prioriteit in? Zo ja, kan de geachte staatssecretaris bewijzen dat zij deze prioriteit consequent toepast?

2) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 2 van de Kinderrechtencommissaris dat de kinderen veel nadrukkelijker en intensiever moeten worden betrokken tijdens alle fasen van de verblijfsprocedures? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze prioriteit in? Zo ja, kan zij bewijzen dat zij deze prioriteit consequent toepast?

3) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 4 van de Kinderrechtencommissaris dat het, in het belang van het kind, nodig kan zijn om dit belang te laten prevaleren op de vastgestelde rangorde bij verschillende verblijfsrechtelijke oplossingen? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze prioriteit in? Zo ja, kan zij bewijzen dat zij deze prioriteit consequent toepast?

4) Gaat de geachte staatssecretaris akkoord met de aanbeveling 5 van de Kinderrechtencommissaris om de huidige procedures, de bijzondere procedure en andere procedures, onmiddellijk na elkaar te starten en om een duurzame oplossing te bepalen los van hoe lang iemand in België is? Zo niet, welke argumenten brengt zij tegen deze prioriteit in? Zo ja, kan de geachte staatssecretaris bewijzen dat zij deze prioriteit consequent toepast?

Antwoord ontvangen op 24 januari 2014 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

De administratie houdt bij de verschillende verblijfs- en beschermingsprocedures steeds rekening met het hoger belang van het kind.

Elke verblijfsaanvraag wordt geval per geval behandeld waarbij de Dienst Vreemdelingenzaken alle elementen van het dossier nagaat en de vigerende verblijfsreglementering, het non - refoulement principe en de internationale verdragen zoals het EVRM (artikel 3 en 8) in acht neemt. Voor wat betreft het nemen van een bevel om het grondgebied te verlaten in het bijzonder, voorziet de Vreemdelingenwet als gevolg van de omzetting van de Terugkeerrichtlijn in artikel 74/13 Vw. uitdrukkelijk dat : «bij het nemen van een beslissing tot verwijdering houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met het hoger belang van het kind, het gezins- en familieleven en de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van een derde land”.

DVZ maakt bij een aanvraag tot verblijf steeds een grondige afweging tussen de belangen van het kind en het gezin, waarbij uit de tekst van het Kinderrechtenverdrag blijkt dat het belang van het kind niet het enige maar één van de belangen is (“a primary consideration” - art. 3). Kinderen nadrukkelijker bij de procedures betrekken, is juist in het belang van het kind af te raden. Daarom interviewt het Commissariaat - generaal voor de vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) van zijn kant de minderjarigen die begeleid zijn door hun ouder(s) niet. Uitzonderlijk kan het CGVS toch overgaan tot een gehoor van een begeleide minderjarige wanneer er ernstige aanwijzingen van bijzondere problemen in hoofde van de minderjarige zijn en dus de eventuele noodzaak de individuele belangen van het kind verder te onderzoeken. Elke begeleide minderjarige of afhankelijke meerderjarige heeft ook de mogelijkheid om autonoom een verzoek om internationale bescherming in te dienen.

Tot slot, de niet begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV), bijgestaan door zijn voogd en zijn raadsman, beschikt over voldoende tijd en autonomie om de meest adequate procedure te kiezen en te funderen. Heeft men voor de asielprocedure gekozen, dan kan de voogd steeds in het hoger belang van het kind en in samenspraak met de advocaat en de jongere zelf, afstand doen van de asielprocedure en kiezen voor een andere procedure. In geen enkel geval houdt dit een nadeel in bij het onderzoek naderhand van de ingediende aanvraag. Zoals elke andere procedure, dient de voogd de aanvraag inzake de duurzame oplossing of het verblijf, in op het ogenblik dat hij dat het meest geschikt vindt. De wet legt geen enkele termijn op. Toelaten dat verschillende procedures tegelijkertijd worden opgestart, zou de rechtspositie van de NBMV niet verstevigen.

Het valt te herhalen dat de duurzame oplossing conform artikel 61/4 Vw. uit een gezinshereniging, een terugkeer naar het herkomst - of ander land of een machtiging tot verblijf in België bestaat. De Dienst Vreemdelingzaken bepaalt de duurzame oplossing, het levensproject zeg maar, op voorstel van de voogd die overleg pleegt met de minderjarige en eventueel zijn familieleden. De duur van het verblijf in België is in principe van weinig belang. Doorslaggevender zijn de garanties voor adequate opvang en verzorging, naargelang zijn leeftijd en zijn graad van zelfstandigheid, hetzij door zijn ouders of andere volwassenen die voor hem zullen zorgen, hetzij door overheidsinstanties of niet-gouvernementele instanties.