Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1065

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 januari 2011

aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Kotstudenten - Domiciliëring in de stad waar ze studeren - Politieke rechten - Vrijstelling van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW) om financiële bijstand te verlenen

student
studentenhuis
domicilie
gezinsuitkering
OCMW
stemrecht

Chronologie

31/1/2011Verzending vraag
20/4/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1064

Vraag nr. 5-1065 d.d. 31 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Er duiken vaak voorstellen op om studenten de kans te geven zich te laten domiciliëren en dus ook te stemmen in de steden waar ze studeren en ook de meeste tijd doorbrengen. Die voorstellen klinken logisch en zelfs prikkelend, maar vragen wel gedegen reflectie en verkenning van de gevolgen en effecten.

Daarom kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoe evalueert de minister dergelijke voorstellen? Is dat al besproken in de regering? Is het niet vanzelfsprekend dat mensen politieke rechten en plichten krijgen in de plaats waar ze tot 80 % van hun tijd doorbrengen?

2) Is het vandaag niet mogelijk om zich vanaf de meerderjarigheid in te schrijven in de stad waar men verblijft? Hebben de gemeentebesturen niet de verplichting iedereen in te schrijven die erom verzoekt en over een adres en verblijfplaats beschikt? Verwerven deze nieuwe inwoners niet automatisch alle politieke rechten en plichten in hun nieuwe verblijfplaats?

3) Is een inschrijving op een andere plaats dan de woonplaats van de ouders automatisch negatief voor het krijgen van kinderbijslag? Kunnen de jongeren op hun naam kinderbijslag verwerven en ontvangen?

4) Is het mogelijk de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW) vrij te stellen van de verplichting om financiële bijstand te verlenen aan die jongeren die door hun ouders vaak nog altijd financieel en moreel ondersteund worden? Kan er met de OCMW's een overeenkomst gesloten worden waarbij de jongeren afzien van de verplichte bijstand van het OCMW?

5) Is het noodzakelijk de wetgeving aan te passen om het verlenen van politieke rechten en plichten van studenten die zich in studentensteden enten, te realiseren? Zo ja, welke wetten dienen daarvoor te worden aangepast?

Antwoord ontvangen op 20 april 2011 :

Met betrekking tot de tot mijn bevoegdheid behorende vragen 1 en 4 kan ik het geachte lid het volgende mededelen:

1) Het voorstel in kwestie om kotstudenten de kans te geven om zich te laten domiciliëren in de stad waar ze studeren, zal op het vlak van de vaststelling van het territoriaal bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ten aanzien van deze studenten effecten genereren voor deze studentensteden. Immers, met toepassing van artikel 2, § 6, van de wet van 2 april 1965 is in afwijking van de algemene bevoegdheidsregel het Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) van de gemeente waar de student op het ogenblik van de steunaanvraag zijn inschrijving als hoofdverblijfplaats heeft in het bevolkings-of vreemdelingenregister bevoegd en dit voor de hele ononderbroken duur van de studies.

Als een student ingeschreven wordt op zijn kotadres dan is – in het geval deze student voor de eerste keer steun aanvraagt in zijn hoedanigheid van student - het OCMW van de gemeente waar de onderwijsinstelling is gelegen bevoegd voor deze steunaanvraag en blijft dit OCMW overigens bevoegd voor de ononderbroken duur van de studie.

Dit gevolg lijkt mij in te gaan tegen de geest van voornoemde wetsbepaling die de OCMW’s van gemeenten waar een instelling – in dit geval een onderwijsinstelling - is gelegen beoogt te ontlasten door een betere spreiding van de lasten onder de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

4) Het is niet mogelijk om het overeenkomstig de wet aangewezen territoriaal bevoegd OCMW vervolgens vrij te stellen van de verplichting om tussen te komen in het verlenen van het recht op maatschappelijke integratie of van een andere maatschappelijke hulp wanneer de betrokken hulpaanvrager aan de wettelijke voorwaarden ervan beantwoordt. Evenmin kan er met de OCMW’s een overeenkomst gesloten worden waarbij de jongeren zouden afzien van een door de wet voorziene tussenkomst van het OCMW. De OCMW’s hebben met name de opdracht om het subjectief recht op maatschappelijke integratie of op individuele maatschappelijke hulp aan de personen te waarborgen die de voorwaarden van de wet vervullen. Men kan dus stellen dat de maatschappelijke integratie van de rechthebbenden een wettelijke opdracht van de OCMW’s betreft, waarvan de betrokken openbare centra niet kunnen worden vrijgesteld omwille van de financiële consequenties van de voorliggende maatregel. Het OCMW heeft de wettelijke opdracht krachtens artikel 60, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 om de stappen te doen om aan de betrokkene alle rechten en voordelen te verlenen waarop hij krachtens de Belgische of de buitenlandse wetten aanspraak kan maken. Een dergelijke overeenkomst zou derhalve strijdig zijn met de wettelijke opdracht van het OCMW omdat zij er a contrario toe zou leiden dat de student zou afzien van zijn rechten.

Wel moet herhaald worden dat de bedoelde kotstudenten eerst zelf aan de wettelijke voorwaarden moeten voldoen. Niet iedere persoon jonger dan 25 jaar met onvoldoende bestaansmiddelen heeft recht op maatschappelijke integratie. De leefloonwet van 26 mei 2002 heeft immers geen automatisch of onvoorwaardelijk recht op maatschappelijke integratie gecreëerd voor studenten. Om van het recht op maatschappelijke integratie te kunnen genieten moet de student tegelijkertijd voldoen aan een reeks van algemene en specifieke toekenningvoorwaarden . Vermits het recht op maatschappelijke integratie een residuair recht is, kan het OCMW van de betrokken hulpaanvrager vragen dat hij eerst de andere beschikbare bronnen aanspreekt. In functie van de tijdens het sociaal onderzoek ingewonnen informatie kan het OCMW oordelen of het opportuun is om van de hulpaanvrager te vergen dat hij zijn rechten laat gelden ten aanzien van zijn onderhoudsplichtigen. De ouders zijn overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek immers onderhoudsplichtig zolang de opleiding van hun kind niet voltooid is.