Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10420

van Bart De Nijn (N-VA) d.d. 19 november 2013

aan de minister van Werk

Allochtonen - Arbeidsmarkt - Blijvende discriminatie - Eurostat - Maatregelen - Controles

arbeidsmarkt
buitenlandse staatsburger
migrerende werknemer
discriminatie op grond van nationaliteit
Eurostat

Chronologie

19/11/2013Verzending vraag
8/4/2014Antwoord

Vraag nr. 5-10420 d.d. 19 november 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit cijfers die het Europees bureau voor de statistiek (Eurostat) analyseerde, blijkt dat allochtonen nog steeds op de arbeidsmarkt worden achtergesteld. Het Europees gemiddelde van mensen die binnen de actieve bevolking werkzaam zijn, is 76 %. In België is dit 73 %. Voor allochtonen in België (dit zijn burgers die buiten Europese Unie (EU) geboren zijn) is dit percentage 47,8 % van alle potentieel actievelingen. Voor allochtonen die een nationaliteit hebben buiten de EU is dit 38,9 %. Hiermee zijn we het op één na slechtste EU-land.

Als we vervolgens naar de werkloosheid kijken doen we niet veel beter. 22 % van de allochtonen die buiten de EU geboren is, zijn werkloos. Enkel Spanje (35,7 %) en Griekenland (35 %) doen slechter. Hierbij valt dan nog eens op te merken dat de algemene werkloosheid in deze landen 25 % is, terwijl dit in België slechts 7 % is. Concluderend kunnen we dus stellen dat België een hoge werkloosheidsgraad kent en een lage werkzaamheidsgraad onder allochtonen.

Professor Koen Van Laer (Universiteit Hasselt) wijt de sterke ondervertegenwoordiging aan drie grote redenen:

A. De vlucht van arbeidsintensieve jobs naar het buitenland en het profiel van immigranten die juist vooral in deze sector naar werk zoeken.

B. Het vooroordeel van werkgevers dat mensen met een andere roots slechtere arbeidskrachten zijn of niet passen binnen de bedrijfscultuur/bedrijfsgroep.

C. De strenge taalvereisten in allerlei soorten functies zonder dat dit werkelijk noodzakelijk is voor deze jobs.

Eenmaal een allochtoon een stabiele functie kan bekleden lijkt er op onze arbeidsmarkt een glazen plafond te bestaan voor allochtonen. Veel allochtonen zijn vooral werkzaam op de werkvloer en klimmen moeilijker op binnen een bedrijf. In België werken 21, 6 % onder hun niveau. In Europa is dit 21,6 %. Voor allochtonen in België is dit 41% en voor Europa gemiddeld 36 %.

Graag had ik de volgende vragen gesteld:

1) Wat is het standpunt/gevoel van de geachte minister betreffende de discriminatie van allochtonen op de arbeidsvloer?

2) Welke maatregelen/acties plant zij of heeft zij reeds doorgevoerd om discriminatie op de werkvloer tegen te gaan? Gebeuren er controles om na te gaan of er op de arbeidsvloer discriminatie is? Zo ja, hoeveel controles zijn er afgelopen jaar gebeurd en onder welke vorm?

Antwoord ontvangen op 8 april 2014 :

Gelieve hierna het antwoord te willen vinden op uw vragen.

De voorbije twee jaar 2012 en 2013 stelde het Toezicht van de sociale wetten, op basis van klachten of meldingen jaarlijks dertig onderzoeken in naar discriminatie die slechts in de helft ervan vage vermoedens van discriminatie opleverden doch meestal geen echte bewijzen van discriminatie op de werkvloer. In sommige gevallen was dit voldoende om de bewijslast te verleggen naar de werkgever.

Er is een duidelijke verschuiving naar indirecte en subtiele discriminatie die het opsporen nog verder bemoeilijkt. Het Toezicht op de sociale wetten legt de meeste van haar vaststellingen voor advies voor aan het Centrum voor racismebestrijding en anti-discriminatie. Beide diensten hebben immers een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op basis van de bevindingen van de inspectie kan het centrum een burgerlijke procedure starten voor het slachtoffer of een bemiddelings- en sensibiliseringsactie opzetten naar de werkgever toe.

Het ontbreekt het Toezicht op de sociale wetten aan bijzondere opsporingsmethodes zoals bijvoorbeeld de praktijktest, de mystery sollicitant en dergelijke. Het is voor het Toezicht op de sociale wetten ook niet toegelaten, zoals journalisten soms wel eens doen, undercover te werken. Dit maakt het blootleggen van discriminatiepraktijken bijzonder moeilijk.

Wat de analyse betreft van de universiteit van Hasselt, zal ik de aangehaalde motieven voor ondervertegenwoordiging van werknemers van vreemde oorsprong niet tegenspreken, maar ik betwijfel of die studie volledig is. Met name de grote invloed van het cliënteel wordt onderschat, net als de toevloed van "blanke" Oost-Europese migranten en gedetacheerde werknemers die op minder vooroordelen, verbonden aan hun uiterlijk en afkomst, stuiten.