Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10231

van Bart De Nijn (N-VA) d.d. 25 oktober 2013

aan de minister van Justitie

Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding - Rapport "Mensenhandel & Mensensmokkel" - Slachtoffers van mensenhandel - Bescherming - Veroordelingen - Samenwerking tussen politie, parketten en magistraten

Unia
mensenhandel
officiële statistiek
politie
Myria

Chronologie

25/10/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Vraag nr. 5-10231 d.d. 25 oktober 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het rapport “Mensenhandel & Mensensmokkel 2010" van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR) wordt er benadrukt dat politie en gerecht te weinig focussen op slachtoffers van mensenhandel die een misdaad onder dwang plegen. Vaak worden de slachtoffers als daders gezien en worden ze daardoor zeer hard gestraft voor een daad die ze eigenlijk niet wilden plegen.

Vaak gaat het in deze gevallen over misdaden als prostitutie, schijnzelfstandigheid, drugsdealen, diefstal of het aannemen van een valse identiteit.

Het CGKR adviseert de politie en het gerecht om meer inspanningen te doen om slachtoffers van mensenhandel te herkennen en erkennen, conform de Europese richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel die de bescherming beoogt van slachtoffers van mensenhandel. Dit is de enige manier nieuwe victimisering te voorkomen en de slachtoffers doen meewerken aan het strafrechtelijk onderzoek tegen de daders.

Hoewel Europese en internationale richtlijnen duidelijk aangeven dat personen niet gesanctioneerd mogen worden voor misdrijven die onder dwang gebeurden, gebeurt dit in België nog al te vaak wel.

Vanuit justitieel oogpunt worden dossiers zelden vanuit het mensenhandelstandpunt behandeld. Dit heeft vooral te maken met de complexiteit van deze dossiers, de moeilijke opspoorbaarheid en het feit dat politiediensten vaak te weinig voorbereidend werk doen. Een uitstekende samenwerking en communicatie tussen de verschillende politiediensten en bevoegde parketten is nodig.

Magistraten en parketten zullen dus een prioriteit moeten maken omtrent de strijd tegen mensenhandel. Dit druist in tegen de huidige justitiële context waarin alles snel moet gebeuren en tot resultaat moet leiden. Een dossier naar mensenhandel neemt immers tijd en extra middelen in beslag.

Graag had ik de geachte minister volgende vragen gesteld:

1) Wat is het aantal mensenhandelaars of netwerken van mensenhandelaars die vervolgd zijn geweest van 2010 tot en met heden? Graag ook de betreffende sancties die men gekregen heeft.

2) In hoeveel gevallen verliep deze veroordeling initieel via een slachtoffer van mensenhandel die in eerste instantie beticht werd van het plegen van een delict?

3) Hoe is de Europese richtlijn 2011/36/EU justitieel omgezet om slachtoffers van mensenhandel beter te beschermen en mensenhandel te bestrijden?

4) Hoe verloopt de samenwerking momenteel tussen de politiediensten, de parketten en de magistraten in dossiers rond mensenhandelaars waar samenwerking zeer noodzakelijk is?

5) Op welke punten loopt het volgens de geachte minister nog mis in dit dossier en welke maatregelen zal ze hieromtrent dan ook nemen?