Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-994

van Olga Zrihen (PS) d.d. 19 mei 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Ontwikkelingssamenwerking - Gebonden hulp - Stopzetting - Audit

ontwikkelingshulp
OESO
Wereldbank
Ecuador
Commissie voor ontwikkelingsbijstand
internationale lening
technische samenwerking
overheidsschuld
samenwerkingsbeleid
audit
bilaterale hulp
ministerie

Chronologie

19/5/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/6/2008)
8/10/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-995

Vraag nr. 4-994 d.d. 19 mei 2008 : (Vraag gesteld in het Frans)

Sinds het regeerakkoord van 7 juli 1999 heeft België zich ertoe verbonden zijn overheidssteun voor de ontwikkeling te ontbinden, als dat leidt tot een verbetering van de kwaliteit van die hulp.

De gebonden hulp is om meer dan één reden ondoeltreffend:

a) het betekent voor het begunstigde land extra kosten voor de aangekochte diensten of goederen, die de economen van de Wereldbank en de OESO ramen op 15 tot 30%.

b) het begunstigde land moet een “opgeblazen” schuld volledig terugbetalen, wat ongerechtvaardigd is;

c) die contracten van gebonden hulp beantwoorden bovendien niet aan de reële noden van het land, maar veeleer aan de belangen van de donor.

Een leningsovereenkomst die op 9 januari 2003 tussen België en Ecuador gesloten werd, bepaalt echter dat Ecuador het bedrag van de lening volledig en uitsluitend mag gebruiken voor de aankoop van een kuststation GMDSS A1, A2, A3 van Belgisch fabricaat. Het aldus geleende geld komt volledig terug naar België en de gebonden hulp versterkt de financiële en technologische afhankelijkheid van de begunstigde landen ten opzichte van de buitenlandse hulp.

Sedert 1 januari 2002 heeft het ontbinden van de hulp alleen betrekking op de minst ontwikkelde landen (MOL) en volgens verschillende verklaringen van vertegenwoordigers van de Staat zou België een einde willen maken aan de gebonden hulp, ongeacht de categorie waartoe het ontwikkelingsland behoort.

Volgens de OESO was in 2006 echter ten minste 9,3% van het bilaterale deel van de Belgische ontwikkelingssamenwerking gebonden hulp.

Vandaar:

- Heeft België er zich definitief toe verbonden de gebonden hulp voor alle ontwikkelingslanden stop te zetten?

- Welk aandeel heeft de gebonden hulp nog in de huidige Belgische ontwikkelingssamenwerking ten gunste van de Heavily Indebted Poor Countries (HIPC), de MOL en de overige ontwikkelingslanden (OL)?

- Is België bereid een doorlichting te organiseren over de schuldvorderingen ten aanzien van de ontwikkelingslanden (MOL, HIPC en andere OL) naar het voorbeeld van wat Noorwegen in 2006 gedaan heeft en zoals aanbevolen in de resolutie die de Belgische Senaat op 29 maart 2007 heeft aangenomen (Stuk 3-1507/6 - 2006/2007)?

Antwoord ontvangen op 8 oktober 2008 :

Als antwoord op de vragen van het geachte lid kan ik het volgende meedelen.

1. De Belgische bilaterale ontwikkelingssamenwerking die onder de directe politieke bevoegdheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking valt, wordt volledig onder de vorm van ongebonden hulp toegekend. België kent enkel nog gebonden hulp toe onder de vorm van rentebonifïcaties en leningen van Staat tot Staat. De rentebonifïcaties vallen onder de bevoegdheid van de federale minister verantwoordelijk voor de buitenlandse handel. De Staatsleningen vallen onder de gezamenlijke bevoegdheid van de minister van Financiën en de federale minister verantwoordelijk voor de buitenlandse handel.

Bij de toekenning van gebonden hulp respecteert België alle aanbevelingen van het Ontwikkelingssamenwerkingscomité (Development Assistance Committee — DAC) en de werkgroep exportkredieten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Zo heeft de DAC-aanbeveling over de ontbinding van de hulp geleid tot een afbouw van de gebonden hulp aan de Minst Ontwikkelde Landen (MOL). Momenteel wordt binnen de DAC onderhandeld over een verdere ontbinding van de hulp aan de arme landen met grote schuldenlast (Heavily Indebted Poor Countries — HIPC) die geen MOL zijn. Indien hierover een internationale aanbeveling tot stand komt, zal België zijn beleid betreffende de rentebonificaties en staatsleningen daaraan aanpassen. De daarna nog resterende gebonden hulp aan niet-HIPC-landen in de vorm van Staatsleningen en rentebonificaties zal in volledige overeenstemming met de bestaande internationale afspraken worden toegekend.

2. Omdat België de DAC-aanbeveling over de ontbinding van de hulp aan de MOL respecteert, worden er sinds 2002 geen rentebonificaties meer toegekend aan MOL en waren gebonden Staatsleningen vanaf 2002 enkel mogelijk voor kleine projecten met een kostprijs beneden de 700 000 speciale trekkingsrechten (STR). Vanaf juni 2006 dienen ook deze kleine projecten via ongebonden hulp gefinancierd te worden. De gebonden hulp aan de MOL beperkte zich vanaf midden 2006 tot het uitvoeren van beloftes uit voorgaande jaren.

In haar rapport van 2007 betreffende de ontwikkelingssamenwerking van 2006 vermeldt de OESO een cijfer van 80 miljoen US dollars gebonden hulp van België op een totaal bilaterale hulp van 863 miljoen US dollars wat inderdaad overeenstemt met 9,27 %. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de Belgische technische assistentie en met de multilaterale hulp van België. Indien ook met deze cijfers rekening wordt gehouden is de Belgische gebonden hulp in vergelijking met deze van andere leden van de DAC beperkt.

In de tabel hieronder vindt het geachte lid voor de periode 2004-2007 per landencategorie een overzicht van de Belgische gebonden hulp (bedragen in miljoen euro).

Gebonden ODAMOLAndere HIPCAndere O.L.
2004. Totaal1,6016,906,77
Rentebonificaties05,270,47
Staatsleningen1,6011,636,30
2005. Totaal2,409,5914,34
Rentebonificaties00,477,46
Staatsleningen2,409,126,88
2006. Totaal0,8133,1821,86
Rentebonificaties019,919,46
Staatsleningen0,8113,2712,4
2007. Totaal1,628,7918,06
Rentebonificaties008,91
Staatsleningen1,628,799,15

3. De dienst Bijzondere Evaluatie van de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken is momenteel bezig met een studie over de Belgische schuldverlichting. In het kader van deze studie inventariseert de geselecteerde onderzoeksinstelling de belangrijkste informatie over de schuld van de ontwikkelingslanden aan België. Of er een verdere audit over de nog uitstaande Derde Wereld-schuld komt, hangt af van de politieke beslissingen ter zake.