Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-888

van Helga Stevens (CD&V N-VA) d.d. 28 april 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Cochleaire implantaten - RIZIV - Terugbetaling van een tweede implantaat (Doven en slechthorenden)

bestedingen voor gezondheid
ziekteverzekering
lichamelijk gehandicapte
medisch en chirurgisch materiaal

Chronologie

28/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 29/5/2008)
14/7/2008Antwoord

Vraag nr. 4-888 d.d. 28 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deze vraag handelt over de terugbetaling van een bilaterale implantatie van cochleaire implantaten door het RIZIV:

1. Is er voor 2008 een budget voorzien voor de terugbetaling nadat al in de terugbetaling werd voorzien van een eerste cochleaire implantaat aan het ene oor van de implantatie van een tweede cochleaire implantaat aan het andere oor bij kinderen en/of volwassenen? Zo ja, om welk budget gaat het en zijn er voor het lopende jaar nog middelen beschikbaar? Zo neen, waarom niet?

2. Wordt er voor 2009 een budget gepland voor de terugbetaling nadat al in de terugbetaling werd voorzien van een eerste cochleaire implantaat aan het ene oor van de implantatie van een tweede cochleaire implantaat aan het andere oor bij kinderen en/of volwassenen? Zo ja, om welk budget zal het gaan? Zo neen, waarom wordt geen budget voorzien?

3. Welke voorwaarden moeten vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de terugbetaling van de implantatie van een tweede cohleaire implantaat? Welke regelgeving geldt momenteel inzake bilaterale implantatie van cochleaire implantaten?

Antwoord ontvangen op 14 juli 2008 :

1. Het tweede cochleaire implantaat wordt momenteel beschouwd als een implantaat van categorie 5, namelijk als een implantaat voor beperkte klinische toepassing. Hieronder vallen alle implantaten die bestemd zijn om ter beschikking van een geneesheerspecialist te worden gesteld, ten einde in een geschikt klinisch menselijk milieu gedurende een bepaalde evaluatieperiode en/of voor een bepaalde indicatie te worden gebruikt.

Hiertoe werd in 2003 een akkoordverklaring van kracht die bepaalde dat een tweede cochleair implantaat kan vergoed worden bij kinderen onder de 12 jaar en die aan bepaalde voorwaarden voldoen. De inclusieperiode voor dit project eindigde wanneer tweeënveertig patiënten werden ingeplant. De geïmplanteerde groep werd jaarlijks geëvalueerd gedurende vijf jaar. De centra die deelgenomen hebben aan deze akkoordverklaring hebben hun eindresultaat in juli 2008 aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) voorgesteld.

2. De resultaten van deze studie zullen dienen als basis om de indicaties en de voorwaarden te bepalen zodat een vergoeding voor een tweede cochleair implantaat in de nomenclatuur kan worden opgenomen. Ze zullen eveneens dienen als basis voor een raming van het benodigde budget zodat een vergoeding voor het tweede cochleair implantaat kan opgenomen worden in de behoeften voor 2009.

3. Zelfde antwoord als op vragen 1 en 2.