Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-813

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 18 april 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Geweld jegens holebi’s - Cijfers

geweld
seksuele minderheid
lichamelijk geweld

Chronologie

18/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/5/2008)
22/9/2008Rappel
24/11/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-814

Vraag nr. 4-813 d.d. 18 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

John Vincke, socioloog aan Universiteit Gent, stelt dat er wel degelijk sprake is van een toename aan homofoob geweld. In die zin is onze bevraging dus zeker relevant. In Vlaanderen stijgt het aantal gewelddelicten tegenover homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders weliswaar minder sterk dan in de ons omringende landen met uitschieters in steden als Amsterdam en Londen, maar dat onze samenleving steeds minder verdraagzaam wordt tegenover minderheden – en zeker tegenover holebi’s – staat buiten kijf.

Vincke baseert zich op recent onderzoek van de KULeuven, die vorig jaar al aan de alarmbel trok bij de bekendmaking van de resultaten van een studie inzake de verdraagzaamheid bij jongeren ten opzichte van holebi’s. Toen bleek dat vooral allochtone jongeren veel problemen hebben met de aanvaarding van homo’s, lesbiennes en biseksuelen.

Concrete cijfers werden tot op heden niet vrijgegeven.

In een eerdere vraag aan de toenmalige minister van Justitie werd aangegeven dat er vanaf richtlijnen ten aanzien van de parketten zijn uitgevaardigd om de daden van agressie tegen holebi’s aan te pakken.

Tevens werd een ontwerp van omzendbrief, op 29 mei 2007 ter goedkeuring voorgelegd aan het College van procureurs-generaal om gewelddaden jegens holebi’s te registreren bij proces verbaal. Deze werd goedgekeurd, wat aldus de politie toelaat om homofobe motieven te registreren bij processen-verbaal.

Uit onderzoek dat werd uitgevoerd in opdracht van de toenmalige minister van Justitie bleek dat één op de drie holebi’s zich minstens één keer per maand onveilig voelt omwille van zijn of haar geaardheid. Bijna zes op de tien homo’s kreeg reeds te maken met verbaal geweld. Twintig procent van de ondervraagden werd al bedreigd, tien procent was het slachtoffer van fysieke agressie.

Graag had ik hieromtrent dan ook een gedetailleerd antwoord ontvangen op volgende vragen:

1) Kan de geachte minister aangeven en dit op jaarbasis (voor respectievelijk 2006 en 2007) hoeveel keer homofobe motieven werden geregistreerd in de processen-verbaal?

2) Is er sprake van een toename van homofobe motieven bij misdrijven en kan hij dit uitvoerig toelichten?

3) Kan hij aangeven in hoeverre de politie werd gesensibiliseerd wat betreft het registreren van misdrijven met homofoob karakter en wordt deze sensibilisering regelmatig hernomen?

4) Kan hij aangeven, op basis van de registratie van de feiten in de processen-verbaal, waar de meeste feiten zich voordeden en kan hij voor de jaren 2006 en 2007 aangeven in welke steden zich het meeste feiten voordeden alsook aangeven om hoeveel feiten het per stad ging en dit op jaarbasis?

Antwoord ontvangen op 24 november 2008 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

De feitcode “homofobie” werd gecreëerd op 14 december 2007. De verspreiding van de tabellen naar de registrerende eenheden vond plaats in maart 2008. Voor de periode 2006 – 2007 werden dus geen feiten geregistreerd onder de noemer “homofobie”.