Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-791

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 11 april 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Illegaal meesurfen - Preventie - Cijfers

internet
radiocommunicatie
computerpiraterij
computercriminaliteit
gegevensbescherming
misdaadbestrijding
mobiele communicatie

Chronologie

11/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 15/5/2008)
1/7/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-792
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-793

Vraag nr. 4-791 d.d. 11 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse politie waarschuwde vorige week voor het illegaal meesurfen op andermans wifi-abonnement. De politie arresteerde de betrokkene die vanuit zijn wagen opereerde.

De Federal Computer Crime Unit krijgt naar verluidt jaarlijks niet veel klachten binnen over het illegaal meesurfen op andermans wifi-netwerk. Eigenaars weten vaak niet dat hun verbinding wordt misbruikt en doen daarom geen aangifte. Het is om die reden niet bekend hoeveel mensen het slachtoffer worden van het misbruik.

Volgens iPass, dat het beheer van zakelijke mobiliteit verzorgt, staat België op nummer negen in de wereldranglijst van landen met het meeste wifi-gebruik. In 2007 steeg het aantal hotspots bovendien met 137%. Naar schatting één op de vijf draadloze surfers heeft een onbeveiligde aansluiting.

De abonnee is er weliswaar niet verantwoordelijk voor dat iemand anders meesurft, maar als die andere criminele feiten pleegt op het internet, kan dat de zaak veranderen. Het is immers het IP-adres van de originele computer dat op de bezochte sites achterblijft.

Naast de gewone gebruiker die even zijn mail wil checken worden onbeveiligde verbindingen gebruikt door criminelen om bijvoorbeeld kinderporno uit te wisselen. Dat kan niet alleen tot ongewenste situaties leiden, maar ook tot een strafrechtelijke vervolging. De echte schuldige vinden is moeilijk, want die kan meestal zijn sporen uitwissen.

Meesurfen is net als in de meeste andere landen strafbaar. In België is de sanctie gebaseerd op hacking. Ze voorziet een gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar en een forse boete. Een meesurfer kan al worden veroordeeld als hij niks gestolen heeft of een paswoord heeft gekraakt.

Ik ben geenszins voorstander van een heksenjacht, maar waakzaamheid is geboden gezien malafide personen andermans computer kunnen gebruiken voor zeer ernstige misdrijven. Preventie is belangrijk en ook de providers gaan niet vrijuit.

Graag had ik hieromtrent dan ook een gedetailleerd antwoord ontvangen op volgende vragen:

1) Hoeveel klachten werden er respectievelijk in 2005, 2006 en 2007 ingediend inzake illegaal meesurfen? Kan hij de tendens toelichten?

2) Hoeveel mensen werden er reeds daadwerkelijk veroordeeld in ons land voor illegaal meesurfen?

3) Kan hij aangeven welke andere misdrijven samengingen met het illegaal meesurfen? In hoeveel gevallen ging het om fraude en of het downloaden van kinderporno?

4) Luidens diverse berichten zouden de providers bij de installatie van de internetverbinding niet systematisch het netwerk beveiligen. Is hij er voorstander van om een protocol af te sluiten met de internetproviders waarin bijvoorbeeld wordt vastgelegd dat zij bij de installatie het netwerk beveiligen, behoudens als de consument dit niet wenst? Zo neen, waarom niet? Zo ja, tegen wanneer zou het overleg starten en zouden er nog andere elementen in het protocol staan?

5) Kan hij aangeven of preventieve acties aangewezen zijn? Zo ja, welke budgetten zijn hiervoor voorzien en waaruit zal de preventie bestaan?

Antwoord ontvangen op 1 juli 2008 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1. De Federal Computer Crime Unit heeft geen cijfers in verband met het aantal klachten met betrekking tot het illegaal meesurfen.

3. Gezien de Federal Computer Crime Unit over geen cijfermateriaal beschikt betreffende dit fenomeen, is het niet mogelijk om de samenhangende misdrijven vast te stellen.

Het antwoord op de resterende vragen komt de andere bevraagde minister en staatssecretaris toe (schriftelijke vragen nrs. 4-792 en 4-793).