Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-7469

van Yves Buysse (Vlaams Belang) d.d. 8 april 2010

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Vaste comités van toezicht op de politiediensten of de inlichtingendiensten - Onderzoeksgeheim - "Overruling"-systeem

Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse
Vaste Comités van Toezicht op de politie- en inlichtingendiensten
gerechtelijk vooronderzoek

Chronologie

8/4/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/5/2010)
6/5/2010Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-7468

Vraag nr. 4-7469 d.d. 8 april 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Wanneer de personeelsleden van het Orgaan voor de Coördinatie van de Analyse van de Dreiging (OCAD), maar ook van de politie- of inlichtingendiensten, zich beroepen op een lopend strafrechtelijk vooronderzoek om bepaalde inlichtingen niet mee te delen, moeten de Vaste comités van toezicht op de politiediensten of de inlichtingendiensten (Comité I en Comité P) hier volgens de letter van de wet genoegen mee nemen, zonder dat zij over enige controle of toetsingsmogelijkheid beschikken om de wettelijkheid en de opportuniteit van die bewering te toetsen.

De comités menen echter dat er zich gevallen kunnen voordoen waarbij het zonder meer aanvaarden van een ingeroepen onderzoeksgeheim niet te rechtvaardigen is. Zij denken dan aan situaties waarbij het geheim van het onderzoek wordt afgewend van zijn doel. Dat wil zeggen het garanderen van de privacy van verdachten en/of het niet hypothekeren van de strafvervolging, waarbij een laattijdige kennisname van de relevante gegevens, slechts bij de beëindiging van het onderzoek, de parlementaire controle volstrekt ondoelmatig zou maken.

De vaste comités verwijzen in dit kader naar het reeds bestaande " overruling "-systeem uit de artikelen 24, § 2, derde lid, en 48, § 2, derde lid, van de organieke wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, waar de voorzitters van de vaste comités in laatste instantie oordelen over de mogelijkheid om een geheim dat wordt ingeroepen ter bescherming van de fysieke integriteit van een persoon te doorbreken.

De vaste comités wensen hier te benadrukken dat het doorbreken van het geheim van het onderzoek ten aanzien van hen geenszins betekent dat de strafvordering hierdoor in het gedrang mag of zal komen. De leden van de comités worden immers deelachtig aan dit geheim en zullen hiermee rekening moeten houden bij hun rapportering, zowel naar hun parlementaire begeleidingscommissie als naar het grote publiek. De beslissing tot het inroepen van het geheim van het onderzoek zou zich minstens moeten beperken tot de gerechtelijke overheid. Op die manier zou toch al vermeden worden dat eender welk lid van een politiedienst, inlichtingendienst of het OCAD zich op dat geheim beroept.

1. Deelt de minister de zienswijze van de vaste comités terzake?

2. Zo ja, heeft hij reeds maatregelen genomen om het bestaande " overruling "-systeem te laten toepassen in de zin die door de vaste comités wordt bedoeld?

Antwoord ontvangen op 6 mei 2010 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

Deze parlementaire vraag valt niet onder onze bevoegdheid, maar onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie.