Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-716

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 3 april 2008

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven

Term "openbare dienst" - Onterecht gebruik - Maatregelen FOD Personeel en Organisatie

Chronologie

3/4/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2008)
7/5/2008Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-461

Vraag nr. 4-716 d.d. 3 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Bij audits die het Rekenhof in meerdere administraties liet uitvoeren, werd vastgesteld dat bepaalde instellingen als “andere openbare dienst” werden gekwalificeerd, meestal zonder dat werd voldaan aan het criterium dat de openbare overheid bij de oprichting of de bijzondere leiding, dit wil zeggen in de samenstelling van de beheersorganen, een overwegend aandeel moet hebben. De bedoelden administraties waren FOD Binnenlandse Zaken, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, FOD Sociale Zekerheid, Fedasil.

Sommige van de instellingen die onterecht als openbare dienst werden gekwalificeerd, komen zelfs voor op de lijst van “andere openbare diensten” die de FOD Personeel en Organisatie (FOD P&O) via e-communities ter beschikking stelde, of werden door deze FOD in briefwisseling aan een overheidsadministratie als dusdanig betiteld. Dit is met name het geval voor de NV Sabena (vanaf 2 april 1992), het Rode Kruis van België, de VZW Centrale Dierengezondheidsvereniging, de centra voor de opleiding van zelfstandigen erkend door het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen VIZO, het Institut interuniversitaire de Formation en de VZW Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum IMEC.

Uit het antwoord van de directeur-generaal Organisatie blijkt dat de FOD P&O voor de erkenning van sommige van deze instellingen als “andere openbare dienst” criteria toepast die niet kunnen worden teruggevonden in artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973.

1. Welke maatregelen heeft de geachte minister reeds genomen om deze vergissingen niet meer te laten voorkomen in de lijsten die de FOD P&O via e-communities verspreidt?

2. Is er intussen voor gezorgd dat het begrip “andere openbare dienst” ook in de briefwisseling niet meer ten onrechte wordt gebruikt?

Antwoord ontvangen op 7 mei 2008 :

Hieronder vindt het geachte lid het antwoord op haar vraag.

1. De lijst van « andere openbare diensten » waar u naar verwijst, is een lijst die wordt bijgehouden met het oog op de valorisatie van diensten voor de bepaling van de geldelijke anciënniteit. Met betrekking tot de instellingen welke geciteerd werden in de audit van het Rekenhof als onterecht gekwalificeerd als « andere openbare dienst », is het zo dat deze kwalificatie er steeds is gekomen na een grondig onderzoek van de statuten van deze instellingen en van de natuur van de instelling zelf. Bij de beslissing om deze toch de kwalificatie van « andere openbare dienst » te geven, is niet over één nacht ijs gegaan. Ik ga nu dieper in op de instellingen die u citeert en die dus ook geciteerd werden door het Rekenhof.

a. Sabena : na de wijziging van de statuten in 1992 bleef Sabena een autonoom overheidsbedrijf waarbij de overheid een overwegend aandeel behield in de leiding ervan. Het werd daarom opportuun geacht om prestaties bij Sabena geleverd te blijven valoriseren tot aan de datum van het faillissement op 31 oktober 2001. Bij het afwegen van de criteria werd dit als doorslagwegend beschouwd.

b. Het Rode Kruis van België : de prestaties geleverd bij het Rode Kruis zijn consequent niet aanvaard tot 1 april 1993. De diensten geleverd vanaf die datum worden wel aanvaard op basis van het artikel 3 van de statuten van het Belgische Rode Kruis : « Het Belgische Rode Kruis is officieel erkend door de regering als een vrijwillige en zelfstandige organisatie, helper van de overheid en in het bijzonder van de medische diensten van het leger, overeenkomstig de bepalingen van het Eerste Verdrag van Genève, en als de enige Nationale Rode-Kruisvereniging die actief kan zijn op het grondgebied van het koninkrijk. »

Omwille van het feit dat zij officieel erkend is door de regering als een helper van de overheid en de drie gemeenschapsexecutieven deze versie van het statuut hebben goedgekeurd, worden de diensten daar gepresteerd dan ook erkend.

c. De VZW Centrale Dierengezondheidsvereniging : de VZW Centrale Dierengezondheidsvereniging, afgekort CDV werd erkend als de centrale vereniging voor de bestrijding van de dierenziekten, zoals bedoeld in artikel 3bis van het koninklijk besluit van 7 mei 1963 houdende inrichting van de bestrijding der veeziekten, ingevoegd bij koninklijk besluit van 21 januari 1992. Dit gebeurde bij het ministerieel besluit van 2 april 1992 tot uitvoering van artikel 3bis van het koninklijk besluit van 7 mei 1963 houdende inrichting van de bestrijding der veeziekten. Zij voerden taken uit hen opgelegd door de minister van Landbouw en door de Diergeneeskundige dienst van het ministerie van Landbouw. Hun taken zijn nu overgedragen naar het FAVV, net zoals hun personeel. Bij deze overheveling werd er ook een garantie ingebouwd met betrekking tot hun wedde. Dit werd geregeld bij het koninklijk besluit van 9 juni 2003 tot vaststelling van de bezoldigingsregels van de personeelsleden van de VZW Centrale Dierengezondheidsvereniging aangeworven bij arbeidsovereenkomst in de voorlopige cel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). In artikel 3 van dit besluit werd hun gegarandeerd dat hun anciënniteit opgebouwd bij het CDV en de anciënniteit die daar was erkend werd overgenomen. Het zou absurd zijn om dan in dossiers waar deze personeelsleden statutair aangeworven zouden worden deze anciënniteit niet te aanvaarden.

d. Centra voor de opleiding van zelfstandigen, erkend door het VIZO : in de door het Rekenhof geciteerde brief wordt gemeld dat het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen beschouwd kan worden als een andere openbare dienst. Er werd geen verschil gemaakt met dit erkend centrum. Het is inderdaad zo dat de prestaties die daar verricht werden als lesgever werden erkend en dat dit centrum dan ook beschouwd werd als een onderwijsinrichting, wat een andere basis is van erkenning.

e. Het Institut interuniversitaire de formation : het feit dat dit Instituut ontstaan is uit een samenwerkingsakkoord tussen de vrije universiteiten ULB en VUB en fungeert als een vertegenwoordiger van deze universiteiten op federaal niveau heeft er voor gezorgd dat dit Instituut erkend werd. Diensten bij deze vrije universiteiten werden immers op dat moment reeds gevaloriseerd. Het zou dan ook absurd zijn om samenwerkingsakkoorden tussen universiteiten, waarvan de prestaties in de universiteiten afzonderlijk geleverd gevaloriseerd worden, niet te erkennen.

f. De VZW IMEC : IMEC werd opgericht op initiatief van de Vlaamse regering in 1984 met in de Raad van bestuur leden uit de industrie, de Vlaamse universiteiten, de Vlaamse vakorganisaties, de Vlaamse industriële hogescholen en de Vlaamse regering. Het feit dat het een samenwerking is tussen de Vlaamse universiteiten, zowel vrije als openbare, heeft er voor gezorgd dat dit interuniversitair centrum erkend werd als een andere openbare dienst. Het zou dan ook absurd zijn om samenwerkingsakkoorden tussen universiteiten, waarvan de prestaties in de universiteiten afzonderlijk geleverd gevaloriseerd worden, niet te erkennen.

De erkenning van de prestaties geleverd in deze instellingen wordt dan ook niet beschouwd als een vergissing.

2. Wat de geciteerde instellingen betreft, is de kwalificatie niet gewijzigd. Wat nieuwe onderzoeken betreft naar de aard van een instelling om te bepalen of deze al dan niet een « andere openbare dienst » is, kan ik u verzekeren dat dit steeds zeer grondig gebeurt. Ik wil hier ook reeds meegeven dat ik de opdracht gegeven heb aan mijn administratie om in deze de reglementering te vereenvoudigen en om het mogelijk te maken om voor iedereen die nieuw aangeworven wordt nuttige ervaring te laten erkennen waar ook of in welke hoedanigheid dan ook deze ervaring werd opgebouwd.