Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-7125

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 9 maart 2010

aan de minister van Klimaat en Energie

Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling 2004-2008 - Reclame - Gebruik van logo's, labels en pictogrammen - Kader

etiketteren
milieukeurmerk
duurzame ontwikkeling
reclame

Chronologie

9/3/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/4/2010)
31/3/2010Antwoord

Vraag nr. 4-7125 d.d. 9 maart 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling 2004-2008 vermeldt in punt 31614 dat onder de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie maatregelen zouden genomen worden om een duidelijk, transparant kader te bepalen voor het gebruik van logo's, labels en pictogrammen in de reclame.

Hoeveel dergelijke maatregelen zijn in dat verband reeds genomen? Bij welke wetten of koninklijke besluiten werd bovengenoemd "transparant kader" vastgelegd? Op welke datum werden die in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd?

Op welke domeinen van de reclame (wagens, huishoudtoestellen, verwarmingsinstallaties, airconditionings, zwembaden, …) is dat "transparante kader" reeds van toepassing?

Antwoord ontvangen op 31 maart 2010 :

1. en 2. In het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2004-2008 wordt een actie voorgesteld ter bepaling van een duidelijk kader voor het gebruik van logo's, labels en pictogrammen in de reclame.

Ondanks het bestaan van specifieke labelreglementeringen (veiligheid, voedingsmiddelen,...) is er immers geen wettelijke omkadering van het gebruik van labels in het algemeen.

In het kader van deze actie van het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling heeft de Raad voor het Verbruik zich in 2005 gebogen over de labelproblematiek, maar kon geen unaniem advies uitbrengen.

Het bleek zeer moeilijk om deze materie te regelen via een algemene labelreglementering, onder meer omdat labels moeilijk kunnen worden gedefinieerd, en omwille van de veelheid aan domeinen (voeding en niet-voeding) en de beperkingen opgelegd op communautair niveau.

Wat het gebruik van labels in de reclame betreft, werd elke misleidende referentie beschouwd als misleidende reclame, verboden op grond van artikel 23 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna de wet op de handelspraktijken genoemd).

In 2007 heeft deze wet het wettelijk kader op dit vlak versterkt, via de omzetting van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken.

De nieuwe bepalingen in de wet op de handelspraktijken houden een algemeen verbod in van elke misleidende reclamepraktijk alsook een algemeen verbod van de oneerlijke handelspraktijken die indruisen tegen de vereisten inzake professionele toewijding en die het economisch gedrag van de consument verstoren of kunnen verstoren. Ze dekken zowel de reclameboodschappen als de beweringen, acties of weglatingen die door verkopers kunnen worden gebruikt om de consument te overtuigen.

Een handelspraktijk wordt als misleidend beschouwd als ze onjuiste informatie bevat of de consument bedriegt. De wet bevat een zwarte lijst van praktijken die in alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd, en die verboden zijn in de Europese Unie. Een oneerlijke en misleidende praktijk is aldus:

Deze lijst is bedoeld om de professionelen in staat te stellen hun promotiecampagnes beter te organiseren en om een efficiëntere bescherming van de consument te garanderen.

Naast de wettelijke omkadering werd ook de piste bestudeerd van gedragscodes voor het gebruik van labels. De milieureclamecode bijvoorbeeld, die werd uitgewerkt in overleg met professionelen, consumenten en milieu­organisaties, legt de pijlers vast voor het gebruik van milieu-argumenten in de reclame. De code berust op drie grote principes : milieureclame moet eerlijk en duidelijk zijn, mag niet op misleidende wijze worden veralgemeend met absolute slogans, en moet wetenschappelijk correct zijn. De adverteerder moet op zekere wijze en onverwijld elk gebruik van een label kunnen verantwoorden.

Deze Code werd toegepast volgens de regels inzake autodiscipline, en vertrouwde de Jury voor Ethische praktijken inzake Reclame (JEP) een controleopdracht toe. De code werd tweemaal geëvalueerd, met uiteenlopende conclusies: positief voor de professionelen en negatief voor deconsumentenorganisaties en milieuverenigingen.

De werkzaamheden die in 2008 op dit vlak binnen de Raad voor het Verbruik plaatsvonden hebben niet tot een nieuwe code geleid. De Raad voor het Verbruik heeft zich evenwel geëngageerd voor een verdere algemene reflectie over de reclame, de wijze van regulering ervan en de controle erop.