Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-7098

van Yves Buysse (Vlaams Belang) d.d. 5 maart 2010

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Politiediensten - Autopolitie en de autosnelwegpolitie - Personeelstekort - Maatregelen

politiecontrole
politie
beroepsopleiding

Chronologie

5/3/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/4/2010)
27/4/2010Antwoord

Vraag nr. 4-7098 d.d. 5 maart 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het meest recente rapport van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten (Comité P) wordt erop gewezen dat er in 2007 bij de autopolitie en de autosnelwegpolitie een tekort van dertig tot veertig voltijds equivalenten bestond, dat is 4 %. Dat lijkt weinig, maar dat tekort was geconcentreerd in een beperkt aantal eenheden. Daardoor werden de gestelde normen inzake controles niet altijd gehaald. Een verhoging van de capaciteit in de verkeersposten met slechts 2 % zou toen, volgens de federale politie, voldoende geweest zijn om de ergste problemen weg te werken. Verder zorgde de vier maanden durende functionele opleiding er ook voor dat de invulling van de meeste vacatures langer op zich liet wachten, dit in tegenstelling tot de situatie vóór het jaar 2001, toen een personeelslid pas muteerde na de opleiding. De federale politie raamde het tekort aan capaciteit in 2007 hierdoor op vijftien voltijds equivalenten.

1. Is die onderbemanning van dertig tot veertig voltijds equivalenten intussen weggewerkt? Zo neen, hoe groot is het personeelstekort bij deze eenheden dan momenteel nog? Welke maatregelen heeft de geachte minister reeds genomen om dat tekort weg te werken?

2. Werd intussen het systeem van functionele opleiding aangepast? Leidt dit systeem nog steeds tot capaciteitsverlies?

3. Acht zij het opportuun terug te keren naar het systeem van mutatie na het doorlopen van de opleiding? Waarom?

Antwoord ontvangen op 27 april 2010 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

1. Personeelstekort:

De directie van de Federale Wegpolitie (DAH) kent momenteel inzake operationele personeelsleden GEEN deficit aan personeel.

De eerder bestaande tekorten zijn in totaliteit weggewerkt indien er rekening wordt gehouden met de organieke personeelstabel “0T 2-Ter” welke in voege is sedert 1 maart 2010.

Daarentegen bestaat er op dit ogenblik binnen DAH voor wat betreft de personeelsleden “calog” een deficit van ongeveer 15 personeelsleden (- 12,40 %).

Wel dient opgemerkt te worden dat in het huidige reëel aanwezige personeelsbestand van DAH ongeveer 70 personeelsleden van het basiskader aanwezig zijn onder het statuut “AFGEDEELD IN”.

Deze personeelsleden beschikken niet over het normaal vereiste “brevet” en voldoen derhalve strikt genomen niet aan de profielvereisten van een operationeel lid van DAH. Zij kunnen tevens niet voor de taken die specialisatie vereisen ingezet worden.

De operationele inzet van deze afgedeelde personeelsleden noodzaakt een minimum aan modulaire opleidingen, verstrekt op investering en capaciteit van DAH.

Wanneer er daarbij rekening wordt gehouden met het feit dat deze afgedeelde personeelsleden binnen de interne mobiliteit niet kunnen meedingen naar een vaste betrekking binnen DAH en zij in elke mobiliteitsfase wel kunnen solliciteren naar een nieuwe betrekking in andere (niet gespecialiseerde) eenheden waarbij zij vrij snel kunnen vertrekken; lijken zij in realiteit slechts een tijdelijke oplossing.

Ook op te merken valt dat er permanent 10 tot 15 personeelsleden van DAH diverse opleidingen (Hoofdinspecteur, functionele opleiding WPR, enz.) volgen, wat uiteraard eveneens een impact heeft op het effectief en de inzetbaarheid van gespecialiseerd personeel.

Voor de nabije toekomst en met het vooruitzicht dat er tal van de huidige gebrevetteerde personeelsleden van DAH de leeftijdsgrens om in aanmerking te komen voor de oppensioenstelling zullen bereiken; loopt DAH opnieuw het risico om op korte tijd sterk onderbemand te geraken op vlak van gespecialiseerde operationele personeelsleden.

Deze toestand wordt intern van nabij opgevolgd.

2. Functionele opleiding:

Het systeem van de functionele opleiding tot gebrevetteerd motoragent is tot op heden nog steeds niet gewijzigd/aangepast en zorgt er dus effectief voor dat de personeelsleden voor de duur van hun opleiding niet operationeel inzetbaar zijn door hun eenheid van bestemming. Dit wordt uitgebreider behandeld in antwoord op de vraag 3.

3. De huidige functionele opleiding “verkeerspolitie” is lang (ongeveer 4 maanden) omdat ze bestaat uit drie modules. Haar doel is dieper in te gaan op de verkeersreglementering, de opleiding voor motoragenten en de opleiding voor het besturen van een snel voertuig (voor de federale politie) of van een dienstmotorfiets in een stedelijke omgeving (voor de lokale politie).

Alle betrokken partners zijn van mening dat deze functionele opleiding herzien moet worden zodat ze meer met de operationele realiteit overeenstemt. De vernieuwing van alle functionele opleidingen zal bestudeerd worden in het kader van het project ‘lerende organisatie”.

De regels die momenteel van kracht zijn, werden door de vakbonden onderhandeld op 19 juli 2006 en voorzien het volgende.

Wat de gespecialiseerde betrekkingen in de verkeerspolitie betreft, geeft de bijlage 19 RPPol (koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, Belgisch Staatsblad, 31 maart 2001 - geconsolideerde versie) aan dat voor een interne verschuiving naar een dergelijke gespecialiseerde betrekking een brevet is vereist en dat voor de houders van dat brevet een voorrang geldt in het raam van de mobiliteit.

Een interne verschuiving naar de verkeerspolitie is dus enkel mogelijk voor de houders van het ter zake vereiste brevet. Bij gebrek aan interne kandidaten met een brevet, kan een dergelijke betrekking dus enkel bij mobiliteit worden begeven. Buiten het raam van een mobiliteitsprocedure kunnen geen interne kandidaten de functionele opleiding verkeerspolitie volgen om, na het behalen van het vereiste brevet, te worden aangewezen voor een betrekking in de verkeerspolitie.

In het raam van de mobiliteitsprocedure kan daarentegen, op grond van de artikelen VI.II.10, derde lid, en VI.II.23 RPPol, wel een kandidaat worden aangewezen voor een gespecialiseerde betrekking die niet beschikt over het ter zake vereiste brevet. Hierbij weze wel aangestipt dat er voor de betrekkingen in de verkeerspolitie in het raam van die mobiliteitsprocedure, op grond van de voormelde tabel, een voorrang geldt voor de houders van het ter zake vereiste brevet. Indien de laureaat van de mobiliteitsprocedure geen houder is van het vereiste brevet, wordt hij onmiddellijk in de gespecialiseerde betrekking benoemd en volgt hij vervolgens de functionele opleiding.