Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-7064

van Richard Fournaux (MR) d.d. 5 maart 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Kleine en Middelgrote Ondernemingen (kmo) - Investeringsreserve en belastingvrijstelling - Artikel 194quater van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 - Definitie van een kmo - Arrest nr. 163/2007 van 19 december 2007 van het Grondwettelijk Hof

particuliere investering
steun aan ondernemingen
kleine en middelgrote onderneming
belastingaftrek
vennootschapsbelasting

Chronologie

5/3/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/4/2010)
22/4/2010Antwoord

Vraag nr. 4-7064 d.d. 5 maart 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

Sinds het aanslagjaar 2004 kunnen kmo’s, onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde beperkingen, een “investeringsreserve” aanleggen die belastingvrij is (artikel 194quater van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (CIR 92)).

De investeringsreserve is volgens de wetgever bedoeld om de autofinanciering van de kmo’s aan te moedigen.

Daarom ook is de maatregel voorbehouden voor vennootschappen die onder de toepassing vallen van de verminderde aanslagvoet van de vennootschapsbelasting.

Ik citeer een uitspraak van het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 163/2007 van 19 december 2007) : “Artikel 194quater, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat het vennootschappen die beantwoorden aan de kenmerken van een kmo, maar een belastbare winst behalen die meer bedraagt dan het grensbedrag bepaald in artikel 215, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, uitsluit van de vrijstelling voor het aanleggen van een investeringsreserve.” Nog altijd volgens het Hof is het absolute bedrag van de belastbare winst geen pertinent criterium om een kmo van een andere vennootschap te onderscheiden.

Wij zouden nu graag weten of dit arrest van het Grondwettelijk Hof ook van toepassing is op de vennootschappen die niet aan minstens een van hun bestuurders een vergoeding hebben toegekend ten laste van het belastbaar resultaat dat gelijkstaat met of hoger ligt dan het belastbaar inkomen van de vennootschap wanneer deze vergoeding geen 33.000 euro bedraagt (36.000 euro voor het boekjaar 2009) (cf. artikel 215, 4°, CIR 92).

Gelet op het arrest van het Grondwettelijk Hof, menen wij dat dit wel degelijk het geval is, gelet op het verband tussen de belastbare winst en het bedrag van de vergoeding van de bedrijfsleider, vermeld in de criteria van artikel 215, CIR 92).

Antwoord ontvangen op 22 april 2010 :

Teneinde rekening te houden met het door het geachte lid aangehaalde arrest van het Grondwettelijk Hof heeft de wetgever met de wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen (koninklijk besluit van 31 december 2009, Ed. 2) inzonderheid artikel 194quater van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gewijzigd dat vanaf het aanslagjaar 2010 verwijst naar het begrip kleine vennootschap in de zin van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen.

Daarnaast zal de Administratie met betrekking tot de behandeling van de hangende geschillen aan de geschillen-diensten binnenkort richtlijnen verstrekken om het voordeel van de investeringsreserve eveneens toe te kennen aan de hiervoor bedoelde kleine vennootschappen.