Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6355

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 29 december 2009

aan de minister van Klimaat en Energie

Offshore windmolens - Procedures - Versoepeling - Verkorten van de termijnen

windenergie
CREG
bouwvergunning

Chronologie

29/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 29/1/2010)
25/2/2010Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1251

Vraag nr. 4-6355 d.d. 29 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De procedure om offshore windmolens te bouwen en te exploiteren, is zeer omslachtig. Ze vereist niet minder dan zes vergunningen. In de algemene beleidsnota van de minister van Klimaat en Energie werd beloofd deze procedures te rationaliseren, de termijnen te verkorten en de lasten voor de nieuwe investeerders te verminderen.

1) Welke maatregelen heeft de geachte minister reeds genomen om de procedures te rationaliseren en de termijnen te verkorten bij het bekomen van:

a) de domeinconcessie van het Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (CREG);

b) de bouw- en milieuvergunning van de Beheerseenheid van het mathematisch model van de Noordzee en het Schelde Estuarium;

c) de vergunning voor het leggen van elektriciteitskabels in zee;

d) de stedenbouwkundige vergunning voor kabels op het land;

e) de wegvergunning voor de hoogspanningsverbinding;

f) de netkoppelingsvergunning voor de aansluiting op het hoogspanningsnet?

2) In welke mate zijn voor deze zes vergunningen de termijnen verkort?

Antwoord ontvangen op 25 februari 2010 :

De procedure voor de toekenning van een domeinconcessie wordt beschreven in het koninklijk besluit van 20 december 2000 waarvan artikel 2 en artikel 3 respectievelijk de selectie- en toekenningcriteria bepalen. De procedure bestaat erin exclusieve rechten over een aanzienlijk deel van het openbaar domein toe te kennen voor een minimale periode van twintig jaar. Er moet worden genoteerd dat deze procedure niet courant is en slechts in een zeer beperkt aantal gevallen wordt toegepast. Daarom zijn voor de zone in de Noordzee die bestemd is voor de installatie van een windmolenpark, zoals afgebakend door het koninklijk besluit van 17 mei 2004, vijf concessies toegekend en worden momenteel twee aanvragen onderzocht.

Terwijl de oorspronkelijke procedure zich over iets minder dan een jaar strekt, is de procedure voor de wijziging van toegekende concessies in 2008 vereenvoudigd en is de toekenningstermijn tot drie maanden beperkt. De aanvaarde projecten worden immers niet onmiddellijk verwezenlijkt en de beschikbare technologieën blijven constant evolueren. Dat is de reden waarom de projecten regelmatig aangepast moeten worden.

De regeling voor het onderzoek – door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde Estuarium – van de milieuvergunning en –machtiging, die door de federale voor het mariene milieu bevoegde minister worden toegekend, is sinds 2003 gestroomlijnd. Daarna zijn ook de voorwaarden betreffende deze vergunningen vereenvoudigd en gestroomlijnd. Tijdens de Lente van het Leefmilieu hebben de projectdragers zich niet gunstig uitgesproken voor een samenvloeiing tussen deze procedures en de procedure voor een concessieaanvraag.

De procedure voor onderzeese bekabeling valt onder de bevoegdheid van de federale overheid. Ze is eenvoudiger en korter. Deze procedure opstarten heeft enkel zin indien de twee eerste procedures tot een resultaat hebben geleid.

Naast de machtigingen die de federale overheid toebehoort te verlenen voor wat er zich in zee bevindt, beschikken de gewestelijke overheden over bevoegdheden voor wat er zich aan land bevindt, waaronder met name, ruimtelijke ordening, hetgeen als basis dient voor de toekenning van de stedenbouwkundige vergunning voor kabels.

Overeenkomstig de regionaliseringswetten van 8 augustus 1988 wordt de overheid die bevoegd is voor bekabeling op het land bepaald volgens de spanning van de geëxploiteerde lijn. De gewestelijke overheden zijn bevoegd voor de dossiers betreffende lijnen met een spanning lager dan of gelijk aan 70 kV, terwijl de federale overheid de dossiers met een spanning hoger dan 70 kV behandelt. Wat de machtiging voor de lijnen met een spanning hoger dan 70 kV betreft, heb ik aan de bevoegde diensten van mijn departement gevraagd om hierover een globale reflectie te voeren en een ruim debat tussen de verschillende bevoegde overheden te bevorderen, met raadpleging van de stakeholders om de toekenning van de vergunningen te stroomlijnen, zelfs efficiënter te maken, wat een gunstiger investeringsklimaat met zich zou moeten brengen. In dit opzicht werd binnen de Algemene Directie Energie een werkgroep opgericht met de bedoeling concrete voorstellen uit te werken die op het niveau van de federale overheid op een ruimere basis moeten worden gedebatteerd in samenwerking met de gewesten. De oprichting van een federaal coördinatiecentrum en zelfs van een centraal aanspreekpunt werden inderdaad binnen deze werkgroep besproken, maar het gaat enkel om een allereerste reflectie.

De netkoppelingsvergunning voor de aansluiting op het hoogspanningsnet is op zich geen machtiging. Er dient met de netbeheerders te worden afgesproken op welke manier de aansluiting op hun net technisch zal gebeuren, zoals trouwens het geval is voor elke aansluiting.