Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-57

van Filip Anthuenis (Open Vld) d.d. 8 november 2007

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken

Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen – Internationale verdragen – Bijzondere maatregelen (Gezinshereniging - Opzegging van bilaterale akkoorden)

migratiebeleid
Tunesië
Marokko
Algerije
vreemdelingenrecht
migrerende werknemer
bilaterale overeenkomst
buitenlandse staatsburger
opzegging van een overeenkomst
familiemigratie
Turkije
officiële statistiek
migrant
politiek asiel
verblijfsrecht
immigratie
asielzoeker

Chronologie

8/11/2007Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 13/12/2007)
13/11/2007Antwoord

Herkwalificatie van : mondelinge vraag 4-19

Vraag nr. 4-57 d.d. 8 november 2007 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een vaak aangehaald voorbeeld is de minimumleeftijd van de partner: in de Belgische wet 21 jaar, in de afwijkende bepaling 18 jaar. Volgens juristen is de legale basis hiervoor de wet houdende goedkeuring van bilaterale akkoorden betreffende de tewerkstelling in België van buitenlandse werknemers van 13 december 1976, die onder meer overeenkomsten (gesloten in de jaren 1950 en 1960) tussen ons land en Marokko, Algerije, Tunesië en Turkije goedkeurt.

Naar verluidt kwamen in 2006 méér dan 36.000 nieuwe immigranten ons land binnen via gezinshereniging, waarvan een grote meerderheid uit Marokko. Het is niet duidelijk in hoeverre hierbij beroep gedaan werd op deze bijzondere (en gunstigere) bepalingen.

Zeker is dat genoemde Verdragen totaal verouderd en in feite zonder voorwerp zijn omdat ze destijds de immigratie van “gastarbeiders”, voornamelijk voor de steenkoolmijnen, moesten regelen. Een immigratiestop bestaat immers sinds de jaren ’70.

Het lijkt mij dus aangewezen deze akkoorden op te zeggen al was het maar om misverstanden tussen niet-EU burgers van verschillende origine te vermijden.

1. Beschikt de geachte minister over gegevens betreffende het aantal immigranten in het verleden die op jaarbasis van hoger genoemde akkoorden gebruik gemaakt hebben?

2. Is hij bereid de procedure op gang te brengen of te onderzoeken om deze akkoorden effectief op te zeggen? Dit is jaarlijks mogelijk, de eerstvolgende deadline is 17 november 2007 voor Marokko.

3. Indien een effectieve opzegging onmogelijk blijkt, kan een eventuele verwijzing naar deze artikelen voor de toepassing van de “Vreemdelingenwet” zonder voorwerp verklaard worden vermits de genoemde verdragen een ander doel nastreefden?

Antwoord ontvangen op 13 november 2007 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

1. In de voorbije jaren 2004, 2005 en 2006 gelden met betrekking tot visums gezinshereniging waarbij van de genoemde bilaterale tewerkstellingsakkoorden gebruikt gemaakt werd (artikel 10, § 1, 1º, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen), volgende cijfergegevens.

— in het jaar 2004 een totaal van 210 toekenningen;

— in het jaar 2005 een totaal van 204 toekenningen;

— in het jaar 2006 een totaal van slechts 26 toekenningen.

2 en 3. Ik ben mij ervan bewust dat het bestaan van de bilaterale tewerkstellingsakkoorden het mogelijk maakt om de voorwaarden gekoppeld aan de gezinshereniging te omzeilen. Echter, deze akkoorden zijn tot op heden niet opgezegd of herzien. En aangezien deze akkoorden primeren op de nationale wetgeving, dienen de meer voordelige bepalingen inzake gezinshereniging — zolang ze niet worden herzien — te worden toegepast.

Een procedure op gang brengen of onderzoeken om deze akkoorden effectief op te zeggen, valt buiten het kader van de lopende zaken vermits het een nieuw beleid ter zake zou inhouden.