Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5640

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Justitie

Koninklijk besluit van 14 april 2009 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhanden hebben en het verzamelen van vuurwapens of munitie - Strenge bepalingen - Probleem in geval van legitieme zelfverdediging

vuurwapen
persoonlijk wapen
noodweer
toepassing van de wet
handvuurwapens

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
21/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3505
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 4-1400

Vraag nr. 4-5640 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 14 april 2009 verscheen het aangepaste koninklijk besluit van 24 april 1997 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhanden hebben en het verzamelen van vuurwapens of munitie in het Belgisch Staatsblad. Het besluit dat onder andere handelt over het opslaan en voorhanden hebben van vuurwapens wordt aanzienlijk strenger. Daar waar voor gewone niet erkende personen, of particulieren die slechts een of enkele voorwapens hadden, geen verplichte veiligheidsmaatregelen voor het bewaren van hun wapens bestonden, legt de wetgever vanaf 25 april 2010 maatregelen op voor het bewaren van vuurwapens in huis.

Zo zullen in functie van het aantal wapens (1 tot 5; 6 tot 10 en 11 tot 30) maatregelen moeten worden genomen, gaande van het permanent per wapen aanbrengen van veiligheidssloten tot speciaal daartoe ontworpen wapenkluizen.

Het koninklijk besluit bepaalt onder andere ook dat wapens steeds ongeladen moeten worden bewaard, dat wapens en munitie niet ogenblikkelijk samen toegankelijk mogen zijn, …

Het koninklijk besluit maakt wat het ongeladen bewaren van vuurwapens betreft, een onderscheid tussen de burger die een wapenvergunning aanvroeg met het oog op het recreatief en sportief schieten en de burger die een gelijkaardige vergunning aanvroeg met als motief “ de persoonlijke verdediging van personen die een objectief en groot risico lopen en die aantonen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen dit groot risico in grote mate beperkt en hen kan beschermen ”.

Dat laatste motief wordt in de praktijk bijzonder restrictief geïnterpreteerd. Derwijze dat de gewone burger die geen bijzondere risicovolle beroepsactiviteiten (zoals bijvoorbeeld juwelier) uitoefent op die grondslag eigenlijk nooit een vergunning voor een vuurwapen kan krijgen. Er rest hem in de praktijk dan nog enkel het motief recreatief en sportief schieten.

Deze wettige redenen tot het voorhanden hebben van vuurwapens door burgers worden radicaal doorgetrokken in het koninklijk besluit in kwestie. Zulks resulteert de facto in de absolute onmogelijkheid van burgers die vuurwapens houden waarmee ze aan recreatief of sportschieten doen, om zich bij nacht en ontij voor te bereiden (door het bewaren van een vuurwapen buiten de kluis, of zonder veiligheidsslot) om daden van agressie jegens zichzelf of andere personen, af te weren met de door hen voorhanden gehouden vuurwapens.

Graag had ik dan ook van de geachte minister geweten hoe de nieuwe maatregelen voor het wettelijk bewaren van vuurwapens in huis zich verhouden tot het geval waarin een particulier zich met een vuurwapen dat niet of niet volledig volgens de regels in huis werd bewaard, zou kunnen verdedigen op gewettigde wijze in de zin van de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek.

Voorts kreeg ik graag wat meer duidelijkheid omtrent sommige al te vage bepalingen. Zo is het niet duidelijk welk het verschil is tussen een “ slotvaste en in een stevig materiaal gemaakte wapenkast ” en een “ daarvoor ontworpen wapenkluis ”.

Ook is het allerminst duidelijk wat met deze bepaling in de praktijk moet worden aangevangen: “ het is verboden langer dan noodzakelijk werktuigen die een inbraak kunnen vergemakkelijken achter te laten in de nabijheid van de plaatsen waar wapens worden bewaard. ” Wat als een burger zijn vuurwapens in zijn kelder opslaat en hij in dezelfde ruimte ook een aantal werktuigen bewaart?

Antwoord ontvangen op 21 januari 2010 :

Enkel de rechter kan in een concreet geval oordelen of het aanwenden van een (vuur)wapen in het kader van de wettige verdediging geoorloofd is in de zin van de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek. Zo kan de wettige verdediging ingeroepen worden in geval van het afweren van onrechtmatige aanrandingen van personen. Noodweer enkel ter verdediging van goederen zal veelal niet aanvaard worden. Verder dient er een afweging te gebeuren tussen de aanranding of het gevaar enerzijds en, de aangewende verdedigingsmiddelen anderzijds. Het gevaar moet reëel zijn en de afwering noodzakelijk. In principe dient men ook het minst ingrijpende verweermiddel aan te wenden. Het is dus aan de rechter om deze afwegingen te doen, en daarbij rekening te houden met het aangewende verdedigingsmiddel. In geval de verdediging plaatsvindt met een onregelmatig bewaard vergunningsplichtig wapen kan een rechter nog steeds oordelen dat deze, gelet op voormelde afwegingen, gerechtvaardigd was in de zin van de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek. Desalniettemin kan de betrokkene in dat geval in principe nog steeds veroordeeld worden wegens een inbreuk op de wapenwetgeving. De beoordeling van de wettige verdediging en de beoordeling van een eventuele inbreuk op de wapenwetgeving vinden dus in feite afzonderlijk plaats.

Wat verstaan kan worden onder “een slotvaste en in stevig materiaal gemaakte wapenkast” dient in elk concreet geval beoordeeld te worden. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin de wapens te bewaren in een wapenkast gemaakt van dik staal, maar gemakkelijk open te breken aangezien deze niet op slot kan worden gedaan. Evenzo heeft het om evidente redenen geen zin de wapens te bewaren in een wapenkast van dun triplex, voorzien van een gesofisticeerd slot. Ook wat dient begrepen te worden onder “een daartoe ontworpen wapenkluis” moet in concreto bekeken worden, maar het is duidelijk dat het moet gaan over een kluis of gepantserde kast die speciaal is ontworpen om wapens veilig te bewaren.

De bepaling opgenomen in artikel 11, §2, 5° van het koninklijk besluit van 24 april 1997 (zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 april 2009) geeft uiting aan de noodzakelijke logica dat een werktuig dat een inbraak kan vergemakkelijken niet langer dan noodzakelijk mag achtergelaten worden in de nabijheid van plaatsen waar wapens bewaard worden. Met die werktuigen kan men zich immers toegang tot die wapens verschaffen waardoor de genomen veiligheidsmaatregelen teniet kunnen worden gedaan. In de praktijk zal ook hier steeds een concrete afweging moeten gebeuren van wat al dan niet als “in de nabijheid van de plaatsen waar wapens worden bewaard” kan worden beschouwd. Een voorbeeld van ontoelaatbare bewaring is de wapens onderbrengen in een veilige kast, waarnaast men een koevoet laat slingeren.