Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5634

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 7 december 2009

aan de minister van Justitie

Justitie - Getuigenbescherming - Relocaties - Wijziging van identiteit

politie
misdaadbestrijding
getuigenverklaring
vertrouwelijkheid
boetvaardige
getuigenbescherming

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
6/5/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3334
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 4-1398

Vraag nr. 4-5634 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens de website van de federale politie heeft de 'Directie van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit' (DJC) tevens getuigenbescherming binnen haar verantwoordelijkheid.

Deze getuigenbescherming omvat, volgens de gegeven informatie, het geheel van gewone en/of bijzondere beschermingsmaatregelen die kunnen genomen worden ten voordele van personen die bereid zijn te getuigen in een rechtszaak en waarvan de veiligheid van deze persoon en/of hun familie ernstig bedreigd wordt.

Het Speciaal Interventie Eskadron (SIE) is het onderdeel van de federale politie dat ingezet wordt bij onder meer deze getuigenbescherming.

Daarom deze vragen :

1) Hoeveel getuigen worden momenteel beschermd door het SIE ?

2) Hoeveel relocaties van betrokken personen zijn er momenteel ?

3) Staat er een maximum termijn op relocatie ?

4) Er is tevens de mogelijkheid om een alarmprocedure te voorzien. Wat houdt dit concreet in ?

5) Hoeveel personen kregen tot op heden in dit kader een wijziging van identiteit ?

Antwoord ontvangen op 6 mei 2010 :

1. Met betrekking tot de eerste vraag verwijs ik naar de jaarlijkse rapportage van de Dienst strafrechtelijk beleid, die onder andere cijfermateriaal inzake de bescherming van getuigen inhoudt. Deze rapportage wordt jaarlijks opgesteld door de Dienst strafrechtelijk beleid en ter beschikking gesteld van het parlement via de minister van Justitie. (Zie art. 90 decies Wetboek van Strafvordering).

Het cijfermateriaal wordt aangeleverd door de Getuigenbeschermingsdienst van de Centrale directie voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (DJC) van de Federale gerechtelijke politie. Deze dienst coördineert en leidt de beschermingsprogramma’s (artikel 103, §2, Sv). De Getuigenbeschermingsdienst wordt voor de praktische uitvoering van maatregelen extra muros bijgestaan door de speciale eenheden van de Federale politie (CGSU) en intra muros door het Directoraat-generaal der penitentiaire inrichtingen (DG EPI).

2. Voor wat het antwoord op vraag 2 betreft, verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.

3. Wat de maximumtermijn op relocatie betreft, voorziet artikel 108, §1, Sv dat de Getuigenbeschermingsdienst voortdurend, doch minimaal om de zes maanden, toetst of er een grond is tot wijziging of intrekking van de toegekende maatregelen en, desgevallend, van de toegekende financiële maatregelen.

Een relocatie als gewone beschermingsmaatregel (artikel 104, §1, 15°, Sv) duurt nooit langer dan 45 dagen. Deze maatregel wordt meestal genomen bij hoogdringendheid, na beslissing van de federale procureur in diens hoedanigheid van voorzitter van de Getuigenbeschermingscommissie.

Voor een relocatie als bijzondere beschermingsmaatregel (artikel 104, §2, 1°, Sv) bestaat er echter geen maximum termijn. Deze maatregel wordt genomen bij beslissing van de Getuigenbeschermingscommissie.

Een relocatie als bijzondere beschermingsmaatregel moet een einde nemen indien deze niet meer vereist is om de bescherming van de bedreigde getuige te waarborgen. Als er geen gevaar meer is.

Indien een bedreigde getuige, na opname in een programma, formeel in verdenking wordt gesteld of wordt vervolgd door het openbaar ministerie voor de feiten die het voorwerp uitmaken van zijn getuigenis moeten de toegekende beschermingsmaatregelen (in casu de relocatie) worden ingetrokken.

Een relocatie kan ook stoppen op vraag van de bedreigde getuige of in één van de gevallen bepaald in artikel 108, §3, Sv.

4. De alarmprocedure is een gewone beschermingsmaatregel voorzien bij artikel 104, §1, 5°, Sv.

Het betreffen maatregelen die preventief worden in plaats gesteld om bij een eventueel veiligheidsincident snel en adequaat te kunnen handelen met als enige zorg de veiligheid van de bedreigde getuige.

Zo zal een bedreigde getuige die belt op het noodnummer van de politie door de call-taker met een minimum aan informatie snel worden geholpen.

5. De identiteitswijziging als bijzondere beschermingsmaatregel binnen de getuigenbescherming werd voorzien in het wetboek van strafvordering onder de artikels 104, §2, 2°; 1-05, §8 en 106.

Om de bedreigde getuige te beschermen (af te schermen) kan de minister van Justitie, in afwijking van de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en de voornamen, een verandering van naam en voornamen toestaan op voorstel van de Getuigenbeschermingscommissie.

De identiteitswijziging zoals die thans geregeld is in de wet voor de bescherming van de bedreigde getuigen garandeert onvoldoende de veiligheid van die getuigen.

Doordat men zich voor de uitvoering baseert op de wet van 15 mei 1987 wordt steeds de link gelegd tussen de oude en de nieuwe identiteit.

Deze link is er in het Rijksregister der natuurlijke personen, alsook in de registers van de burgerlijke stand, waarin de nieuwe identiteit wordt vermeld naast de oude.

Er wordt dus op twee plaatsen een link gelegd tussen de oude en de nieuwe identiteit, hetgeen geen enkele bescherming (afscherming) garandeert.

Daarom heeft geen enkele bedreigde getuige tot op heden kunnen genieten van een identiteitswijziging in dit kader, zelfs niet wanneer dit absoluut noodzakelijk bleek te zijn in het belang van de veiligheid.

Een specifieke wettelijke regeling dringt zich op.