Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5305

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 7 december 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Federale overheidsdiensten - Beleidscellen - Dragen van een hoofddoek

ministerie
overheidsapparaat
ambtenaar
personeel op contractbasis
islam
kledingstuk
plichten van de ambtenaar
verhouding kerk-staat
religieus symbool

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
16/12/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4749

Vraag nr. 4-5305 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Begin juli 2009 stelde ik u een vraag omtrent uw standpunt inzake het dragen van het hoofddoek in uw beleidscel en in de diensten en instellingen die onder uw voogdij staan (schriftelijke vragen nrs. 4-3727 tot 4-3748). Bij brief van 6 juli 2009 deelde de Kanselarij van de eerste minister u mee dat het enkel aan de minister van Ambtenarenzaken was hierop een antwoord te verstrekken en mocht u in uw antwoord enkel verwijzen naar het antwoord van deze minister.

Ik heb intussen dit antwoord van de minister van Ambtenarenzaken (vraag nr. 4-3731) ontvangen. Het laat alvast nog veel onduidelijkheid bestaan over het al dan niet toegelaten zijn van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren. De bevoegde minister weigert immers zelf kleur te bekennen en schuift het nemen van een beslissing in deze aangelegenheid in feite af op de schouders van de voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren. Zijn conclusie is immers: " De voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren dienen dus hun verantwoordelijkheden op te nemen in het kader van de huidige reglementering. "

Om een antwoord op mijn concrete vragen te krijgen kom ik bijgevolg terug uit bij de bevoegde ministers en staatssecretarissen.

Vandaar de volgende vragen:

1. Kan u mij voor uw beleidscel en elke dienst of instelling die onder uw verantwoordelijkheid / voogdij staan meedelen hoe " de voorzitters van het Directiecomité en andere leidinggevende ambtenaren hun verantwoordelijkheden hebben opgenomen in het kader van de huidige reglementering " met betrekking tot de problematiek van het al dan niet toelaten van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren tijdens de diensturen?

a. Heeft de problematiek van het dragen van een hoofddoek zich al voorgedaan, zijn er met andere woorden in deze diensten moslima's (geweest) die een hoofddoek dragen of wensten te dragen?

b. Welke beslissingen werden in dat verband al genomen? Is het dragen van een hoofddoek toegelaten en zo ja, in welke omstandigheden wel en in welke niet? Welke criteria werden er daarbij in ogenschouw genomen?

c. Indien er nog geen beslissingen werden genomen, worden hierover dan instructies opgesteld, gelet op het feit dat deze problematiek zich vroeg of laat wellicht toch eens zal voordoen?

2. Werden beslissingen dienaangaande ooit al aangevochten voor een rechtbank of bij het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding? Zo ja, wat was de uitslag daarvan?

Antwoord ontvangen op 16 december 2009 :

In antwoord op uw vraag, deel ik u volgende inlichtingen mee:

A. Wat betreft de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid.

1. In de FOD Sociale Zekerheid zijn er geen specifieke richtlijnen met betrekking tot het al dan niet toelaten van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren tijdens de diensturen.

  1. Aangezien er geen richtlijnen over zijn, bestaan er hier ook geen gegevens over. Er hebben zich in ieder geval nooit problemen voorgedaan met betrekking tot het al dan niet dragen van een hoofddoek door ambtenaren tijdens de diensturen.

  2. Zonder voorwerp.

  3. Neen.

2.Neen

B. Wat betreft de openbare instellingen van sociale zekerheid die onder mijn bevoegdheid staan.

Fonds voor de Beroepsziekten

1. en 2.) In het Fonds voor de Beroepsziekten stelt het al of niet dragen van een hoofddoek tot op heden geen enkel probleem en de instelling wenst dit zo te houden.

Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV)

1. en 2.) Wat het dragen van een hoofddoek betreft volgt het RIZIV nauwgezet de toepassing van artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Het dragen van een hoofddoek is enkel toegelaten voor personen die niet in contact staan met het publiek.

Het dragen van een hoofddoek heeft tussen personeelsleden tot nog toe aanleiding gegeven tot één incident.

Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ)

1.) De leidend ambtenaar van de Rijksdienst heeft het voornemen om deze problematiek ten gepaste tijde voor een gedachtegang aan het Directiecomité voor te leggen teneinde terzake een beleid uit te stippelen.

  1. Neen, de RSZ werd nog niet geconfronteerd met deze problematiek.

  2. Het arbeidsreglement van de RSZ bevat, op dit ogenblik, geen bepalingen aangaande het dragen van een hoofddoek.

  3. De gedachtengang zal, ten gepaste tijde, eerst gevoerd worden in de schoot van het Directiecomité.

2.) Neen, de RSZ werd nog niet geconfronteerd met deze problematiek.

Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV)

1. a) Ja.

b en c) Binnen de HZIV wordt het dragen van de hoofddoek toegelaten, voor zover het personeelslid bij de uitoefening van haar functie niet direct in contact komt met het publiek. Indien dit wel het geval is, is het dragen van een hoofddoek verboden.

2.) Neen.

Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO)

1. a) De RSZPPO is inderdaad reeds geconfronteerd geweest met voormelde problematiek. Met name heeft tot op heden één personeelslid van de Rijksdienst de toelating gevraagd om een hoofddoek te mogen dragen tijdens de diensturen.

b) Naar aanleiding van deze concrete vraagstelling heeft het directiecomité van de Rijksdienst vastgesteld dat er dienaangaande geen specifieke richtlijnen bestaan voor personeelsleden van de federale overheidsinstellingen. Gelet op deze omstandigheid heeft het directiecomité geoordeeld dat een positief antwoord verstrekt kan worden op het verzoek van het personeelslid tot het dragen van een hoofddoek tijdens de diensturen, zij het met volgende restrictie: de toelating tot het dragen van een hoofddoek geldt echter niet gedurende de tijd dat het betrokken personeelslid in contact komt met externe personen. Op deze tijdstippen dient het personeelslid haar hoofddoek af te nemen.

Deze beperking werd door het directiecomité opgelegd vanuit de bekommernis dat een overheidsinstelling in zijn dienstverlening en in zijn contacten en relaties met externe instanties het principe van neutraliteit en onpartijdigheid in acht moet nemen.

c) Zonder voorwerp.

2.) Het betrokken personeelslid schikt zich naar de beslissing van het directiecomité van de Rijksdienst en heeft deze beslissing bij geen enkele instantie aangevochten.

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

1.) De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers kan bevestigen dat de administrateur-generaal zijn verantwoordelijkheid zal opnemen, met het grootste respect voor zowel de betrokken medewerker als de gezinnen van wie de Rijksdienst de dossiers beheerd, als hij ooit geconfronteerd wordt met de kwestie van het dragen van een hoofddoek in zijn diensten.

a) Bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers draagt op dit ogenblik geen enkel allochtoon personeelslid een hoofddoek tijdens het werk en ook heeft niemand de wens daartoe uitgesproken.

b) Omdat de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers nog niet de noodzaak ondervond om een dergelijke kwestie te regelen, heeft hij nog geen criteria bepaald in verband met bijvoorbeeld de betrokken dienst of de inhoud van de functie van het personeelslid dat vragende partij is, criteria op basis waarvan de Rijksdienst al dan niet zou toestaan dat een hoofddoek wordt gedragen in zijn diensten.

c) Mocht de Rijksdienst ooit een standpunt moeten innemen over de wens van een medewerker om een hoofddoek te dragen, zal de instelling op die situatie reageren met respect voor de waarden vertrouwen, integriteit, fierheid, wederkerigheid en betrokkenheid zoals die in het dagelijkse leven in zijn diensten vooropstaan.

2.) De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers heeft nog nooit dat soort problemen gekend bij het beheer van zijn menselijk potentieel en is dus ook nog nooit met dat soort beroep geconfronteerd.

Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden

1.) De leidend ambtenaar van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden ziet toe op het hoffelijk ontvangen van alle cliënten van de instelling. De aard van het publiek (zeelieden die internationaal actief zijn of geweest zijn) brengt mee dat de graad van verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden of anders-lijkenden behoorlijk hoog is.

  1. Ongetwijfeld zijn er al cliënten geweest met een hoofddoek. Het is evenwel niet duidelijk of dit een esthetische dan wel religieuze achtergrond had. Bij het personeel zijn er ter zake geen problemen te signaleren.

  2. Er zijn geen specifieke richtlijnen uitgevaardigd inzake het dragen van een hoofddoek. De noodzaak heeft zich niet voorgedaan hieraan energie te besteden.

  3. De leidend ambtenaar van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden zal de problemen oplossen als ze zich voordoen.

2.) Neen.

Dienst voor de Overzeese sociale zekerheid (DOSZ)

1. a) Neen, de DOSZ werd nog niet geconfronteerd met deze problematiek.

b) Bij de DOSZ werden in dit verband nog geen beslissingen genomen.

c) Het komt de DOSZ voor dat het aangewezen is dat ter zake uniforme richtlijnen voor alle federale ambtenaren worden uitgevaardigd, en dit op initiatief van de Minister van Ambtenarenzaken.

Bij gebrek aan uniforme richtlijnen zou de DOSZ kunnen overwegen richtlijnen ter zake op te nemen in het arbeidsreglement.

Bij het opstellen van deze richtlijnen, zich baserend op de bepalingen van het Statuut van het Rijkspersoneel (meer bepaald de artikelen 7 en 8), zouden twee elementen van doorslaggevend belang zijn:

1. de neutraliteit van de ambtenaren, zowel naar het publiek toe als onderling

2. de goede werking van de diensten

2.) Niet van toepassing.

Controledienst voor de Ziekenfondsen en de Landsbonden van Ziekenfondsen

1. a en b) De problematiek van het dragen van de hoofddoek heeft zich bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen nooit gesteld.

c) De Controledienst heeft geen instructies opgesteld met betrekking tot het dragen van een hoofddoek.

2.) Ingevolge het antwoord op de punten 1. a en b, is deze vraag zonder voorwerp.

Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid

1. a) De problematiek van het dragen van een hoofddoek heeft zich al voorgedaan bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

b) Binnen de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid wordt het dragen van religieuze kentekens toegelaten mits er evenwel rekening mee wordt gehouden dat het dragen ervan geen impact heeft op de uitvoering van het werk en niet leidt tot storend gedrag ten opzichte van de bezoekers en de collega’s.

c) Niet van toepassing.

2.) Niet van toepassing.

C. Voor wat betreft de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

1. Het Directiecomité is bijeengekomen op vrijdag 30 oktober 2009. De parlementaire vraag S4758 stond op de agenda.

Voor alle Directeurs-generaal van onze FOD is het duidelijk dat er bij onze FOD nooit een probleem is geweest rond het dragen van een hoofddoek of andere religieuze symbolen. Alle ambtenaren hebben respect voor elkaar, of het nu gaat om een collega of een klant. Dit respect voor de anderen maakt deel uit van het algemeen beleid van de FOD. Er wordt dus in goede verstandhouding samengewerkt.

Anderzijds zijn de leden van het Directiecomité van oordeel dat dit thema niet zou moeten worden besproken in elk Directiecomité, maar wel in het College van Voorzitters zodat er een gemeenschappelijk standpunt kan worden ingenomen en er volledige eensgezindheid is wanneer er beslissingen zouden moeten worden genomen. De Voorzitters van de verschillende Directiecomités moeten het dus eens worden over een gezamenlijk standpunt dat moet gelden voor alle administraties.

2. Wat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu betreft, heeft zijn Voorzitter het diversiteitscharter, dat u kunt terugvinden via het volgende adres , ondertekend. Het diversiteitsbeleid mag immers niet beperkt zijn tot één enkel federaal organisme, het moet transversaal zijn en gelden voor elke overheidsdienst. Door dit Charter te ondertekenen hebben de Federale Overheidsdiensten zich ertoe verbonden om onder meer de diversiteit te promoten, elke vorm van discriminatie te bestrijden en concrete acties te organiseren die de diversiteit in de hand werken.