Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5280

van Louis Ide (Onafhankelijke) d.d. 7 december 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Epidemiologie - Laboratoria - Deelname aan surveillances

antimicrobiële resistentie
epidemiologie
ziekenhuis
openbare gezondheidszorg
medische research
geografische spreiding
gezondheidsstatistiek
infectieziekte

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
22/4/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4441

Vraag nr. 4-5280 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Epidemiologie is één van de fundamenten van de geneeskunde. Het is uiterst belangrijk correct te meten. Meten is immers weten. Op die manier kan men vaak anticiperen in bepaalde beleidsbeslissingen zowel regionaal, nationaal als internationaal.

De diensten ziekenhuishygiëne, de laboratoria en de comités antibioticabeleid van de diverse Belgische ziekenhuizen worden gevraagd deel te nemen aan surveillances. Die surveillances geven zicht op, of zouden moeten zicht geven op hoe de zaken evolueren.

Veel laboratoria en diensten nemen ook vrijwillig deel aan studies, surveillances, … Meestal valt dit allemaal op de schouders van dezelfde mensen omdat eenmaal antibioticabeleid, microbiologie en ziekenhuishygiëne een triumviraat is en dezelfde mensen zich dit triumviraat aantrekken en ter harte nemen.

Op vrijwillige basis participeren laboratoria als peillaboratorium, sturen ze verschillende kiemen naar referentie-laboratoria, participeren ze in studies van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid/Pasteur (zoals de pneumokokkenstudie, aminoglycosidenstudie, …). Vaak participeren laboratoria ook in de projecten van het European Antimicrobial Resistance Surveillance System (EARRS). De diensten ziekenhuishygiëne zijn verplicht deel te nemen aan drie surveillance systemen: MRSA, CD en een derde naar keuze. Verder zijn er die vrijwillig participeren aan de surveillance prevalentiestudie nosocomiale infecties en nemen ze allen deel aan de campagne handhygiëne met de nodige observaties. Nu recentelijk kwam er een enquête over de werking van de diensten ziekenhuishygiëne, eentje over Acinetobacter sp. en eentje over de griep.

Naast de normale werkzaamheden, de jaarverslagen, nieuwsbrieven, vergaderingen, het pandemie-plan (valt inderdaad ook op deze mensen hun schouders), … wordt het allemaal wat veel. Ook worden er veel vragen gesteld op de fundamentele wetenschappelijkheid van bepaalde surveillances.

Al deze mensen hebben het beste voor met de volksgezondheid, ze willen ook graag participeren op vrijwillige basis aan zeer interessante studies (zoals bijvoorbeeld de pneumokokkenstudie van Pasteur). Maar toch zou het goed zijn dat er een visie ontwikkeld wordt over meerdere jaren, van waar men naar toe wil en dat men misschien strategische keuzes maakt. Teveel van de mensen die instaan voor de verwerking van deze gegevens zijn daardoor niet meer aanwezig op de werkvloer wat net nefast is bijvoorbeeld voor de ziekenhuishygiëne. Het kan ook een optie zijn van de minister om verder te professionaliseren en bijvoorbeeld in de toekomst een epidemioloog in elke ziekenhuis op te nemen die zich deze (verwerking van) taken op zich neemt.

1. Hoeveel peillaboratoria zijn er in België en hoe verdeelt zich dit gewestelijk (Vlaanderen, Brussel Wallonië). Hoe zijn de verhoudingen op het totaal aantal laboratoria nationaal, maar ook per gewest.

2. Ziekenhuislaboratoria moeten ook meewerken aan drie surveillances. Clostridium difficile en MRSA zijn verplicht, een derde is vrije keuze: zoals POWI, ESBL, … Voldoen alle laboratoria daaraan? Hoeveel op het totaal aantal voldoen hieraan? Hoeveel procent van de laboratoria registreert MRSA adequaat (uitgesplitst per gewest)? En voor CD? En hoe verdeelt zich de rest?

3. Indien er bepaalde ziekenhuislaboratoria niet of onvoldoende registeren worden zij dan op de vingers getikt? Worden zij gestraft? Zijn er al gestraft geweest? Hoe vaak de laatste vijf jaar en hoe tekent zich dat gewestelijk af?

4. Wat denkt de geachte minister van mijn suggestie om een meerjarenvisie te steken in het bekomen van surveillances die dan misschien (nog) beter wetenschappelijk gefundeerd zijn. Zou het geen idee zijn de epidemiologie in de ziekenhuizen te incorporeren door een extra kracht?

5. Heeft zij er begrip voor dat veel van dergelijk werk op dezelfde schouders valt en dat voor velen, zeker nu de Mexicaanse griep er bij kwam, straks de prevalentiestudie nosocomiale infecties er aan komt er recent drie surveillances werden opgestuurd, tesamen met een EARSS en National External Quality Assessment Service kwaliteitscontrole zo langzamer hand te veel wordt? En wat gaat zij er aan doen?

Antwoord ontvangen op 22 april 2010 :

1. De verdeling en verhouding van de peillaboratoria ten opzichte van het totaal aantal laboratoria wordt weergegeven in onderstaande tabel (toestand 25 september 2009).

Regio

Peillabo's(%)

Labo's (%)

Vlaanderen

55 (53 %)

92 (54 %)

Brussel

12 (12 %)

15 (9 %)

Wallonië

36 (35 %)

63 (37 %)

Totaal

103 (61 %)

170 (100 %)

2. De wetgeving verplicht alle algemene ziekenhuizen (en niet de laboratoria als dusdanig) om deel te nemen aan het ‘Toezicht op de nosocomiale infecties’ (koninklijk besluit van 19 juni 2007) : “vanaf 1 juli 2007 moeten alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de ziekenhuizen en Sp-diensten en geïsoleerde G-diensten met minder dan 150 bedden, de ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve zorg en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden deelnemen aan de initiatieven ’Toezicht op de nosocomiale infecties’”. Het toezicht heeft verplicht betrekking op de Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en op Clostridium difficile. Daarnaast is er een verplichte deelnemen aan minstens een van vier overige modules (zie onderstaande tabel). Hierbij kiezen de ziekenhuizen in functie van de noden en de logistieke mogelijkheden, die variabel zijn doorheen de tijd.

Een ziekenhuis is evenwel vrij om per site, dan wel per fusie deel ten nemen aan deze surveillances (minimum 1 site). Er zijn in België op dit ogenblik 108 acute ziekenhuizen (fusies; met name algemene, universitaire, en algemene met universitair karakter) en 201 ziekenhuissites (situatie september 2009). Wij sporen de instellingen aan om zoveel mogelijk per ziekenhuissite te registreren, maar voor bepaalde surveillances kunnen de laboratoriumgegevens niet opgesplitst worden per site en in dat geval sturen zij fusiegegevens door. Voor de verwerking per opnames en per ligdagen (evoluties; bench marking) vormt dit geen probleem op voorwaarde dat teller en noemer op dezelfde populatie betrekking heeft.

Omwille hiervan, alsook door snelle evoluties in dit landschap (fusies/de-fusies), zijn onderstaande cijfers niet proportioneel interpreteerbaar op nationaal noch regionaal niveau.

Surveillance

N deelnames1

Periode

MRSA

138

2008 (Semest.2)

C. difficile

114

2008 (Semest.2)

SEP2

81

2008

MRE/ESBL2

74

2008 (Semest.2)

ICU2

19

2008

SSI2

3

2008

1registraties per site of per fusie.

2minstens één deelname verplicht met keuze uit vier modules: MRE/ESBL (Multi-resistente enterobacteriaceae /extended spectrum beta-lactamases); SEP: septicaemiën; ICU; intensive care units; SSI; surgical site infections.

Voor wat betreft de verdeling van de resultaten binnen de regio’s, verwijzen wij naar het antwoord op uw vorige vragen; respectievelijk 4-120 van 11 januari 2008 en S3888 van 4 augustus 2009.

Naast de wettelijk verplichte surveillances worden ook eenmalige epidemiologische studies opgezet, zoals momenteel voor Acinetobacter baumannii en Pseudomonas aeruginosa. De voorbije maanden stuurden meer dan achtentwintig ziekenhuizen spontaan problematische stammen met een ongewoon resistentieprofiel naar het referentielaboratorium. Dit suggereert een duidelijk probleem en rechtvaardigt dergelijke initiatieven om de ernst van het probleem te evalueren en acties voor te bereiden.

3. Binnen elke surveillance worden ziekenhuizen die een eerste vooropgestelde indien datum niet halen, hetzij die waarbij het ontbreken van gegevens wordt vastgesteld, schriftelijk aangespoord alsnog hun data door te sturen.

Jaarlijks vraagt de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, bewaking van de Voedselketen, Leefmilieu (FOD VVL), de lijst op van ziekenhuizen die niet aan de wettelijke bepalingen inzake deelname aan het programma ‘Toezicht of de nosocomiale infecties’ hebben voldaan. Zij moeten dan het toegekende budget terugstorten aan de FOD VVL. Tot op heden is het nog niet nodig geweest om sancties te nemen.

4. Voor de komende jaren blijven onderstaande surveillances de kern uitmaken van de epidemiologische bewaking binnen de ziekenhuishygiëne en het antibioticumbeleid :

In de beleidsvisie van het federaal platform voor ziekenhuishygiëne werd reeds gewezen op het nut van een epidemioloog als versterking van het team voor ziekenhuishygiëne. Gezien de beperkte budgettaire mogelijkheden, lijkt het belangrijker om eerst werk te maken van grotere teams voor ziekenhuishygiëne in de chronische en psychiatrische ziekenhuizen.

Tevens gaat in de beleidsvisie aandacht uit naar twee middellange termijndoelstellingen. Ten eerste, een harmonisatie van de bestaande surveillances onder meer door automatisatie. Hierbij wordt getracht om accurate, reproduceerbare, en vergelijkbare prevalentiegegevens te bekomen, terwijl een minimum aan inspanning van de deelnemende ziekenhuizen wordt geëist.

Ten tweede beoogt men een kader te scheppen om ‘real-time’ gegevens te analyseren (early warning), met een eventuele uitbreiding van infectieziektes in functie van de noodzaak qua plaats en regio. Resistenties duiken soms plots op (bijvoorbeeld door import door patiënten getransfereerd uit ziekenhuizen uit het buitenland) hetgeen gepaard kan gaan met een snelle verspreiding. Door het onvoorspelbaar karakter van deze bacteriële epidemiologie, is het niet eenvoudig alle mogelijke evoluties concreet te kaderen in een meerjarenplan.

5. In de domeinen van de ziekenhuishygiëne en het antibioticabeleid wordt momenteel veel uitstekend werk verricht in de Belgische ziekenhuizen.

Er dient toch opgemerkt te worden dat de hoger-vermelde kernsurveillances (en eventuele aanvullende bevragingen) steeds worden georganiseerd na overleg tussen het FOD VVL, het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV), de referentielaboratoria en de Belgische antibioticabeleidscomités (Belgian Antibiotic Policy Coordination Committe; BAPCOC), met name het federaal platform voor ziekenhuishygiëne en de werkgroep ziekenhuisgeneeskunde, die bestaan uit artsen en verpleegkundigen uit de Belgische ziekenhuizen. Deze surveillances worden dus niet 'top-down' opgelegd door de overheid, maar ontstaan 'bottom-up' vanuit interesses of vragen die leven op de werkvloer.

Bovendien zijn sommige surveillances vrijwillig, worden ze niet elk jaar herhaald of gaan ze vaak gepaard met een extra financiering. Elementen die de belasting voor de ziekenhuizen doelbewust beperken.

De ziekenhuizen worden gefinancierd voor een team voor ziekenhuishygiëne en een antibioticagroep. Ondanks het feit dat dezelfde personen vaak in beide domeinen werkzaam zijn, kan het werk dus toch wat verdeeld worden, zeker als de directie van het ziekenhuis deze cruciale initiatieven voldoende ondersteunt.