"Hepatitisarts" - Opvolging - Stand van zaken
beroepsdeontologie
infectieziekte
vaccin
vaccinatie
rechtsmiddel
beroepsorde
dokter
7/12/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010) |
16/12/2009 | Antwoord |
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2305
Op 14 februari 2008 stelde ik in de plenaire vergadering een vraag om uitleg nr. 4-105 (Handelingen nr. 4-16, blz. 64) in verband met de “ hepatitisarts ”. Een collega-arts zou sinds enkele jaren patiënten besmetten door voor verschillende patiënten dezelfde naald te gebruiken.
Verschillende federale instanties bleken tekort te schieten toen Toezicht Volksgezondheid van de Vlaamse Gemeenschap de problemen aankaartte. De Orde der geneesheren Limburg trad niet op volgens de geachte minister. De Provinciale Commissie Volksgezondheid trad op, maar bij gebrek aan een voorzitter te laat. Het in het oog springende voorschrijfgedrag van de betrokken huisarts werd gemeld aan de Geneesmiddelencommissie, tevergeefs echter. Het is jammer dat het zo ver is kunnen komen omdat Toezicht Volksgezondheid van de Vlaamse Gemeenschap niet de bevoegdheid heeft om effectief op te treden. Bovendien kon de arts blijven verder werken dankzij het opschortende karakter van de beroepsprocedure tegen de beslissingen van de medische Commissies.
We zijn nu enkele maanden verder, en tegen de geschetste achtergrond had ik voor de geachte minister de volgende vragen.
Zijn de gebruikelijke maatregelen tegen deze arts ondertussen genomen, zoals de geachte minister in haar antwoord beloofde ?
Heeft zij intussen al plannen om de medische commissies te hervormen, zoals ze in haar antwoord beloofde ? Zo ja, wat zijn die plannen ? Zo nee, voor wanneer zijn ze gepland ?
Is het opschortende karakter van de beroepsprocedure tegen de beslissingen van de Medische Commissies al afgeschaft, zoals zij in haar antwoord suggereerde ? Zo nee, wanneer plant zij dit te doen ?
Kan zij me een toestand of status presens schetsen van deze casus en wat heeft zij ondernomen om ervoor te zorgen dat dergelijke zaken niet meer kunnen ?
Ik hecht veel belang aan de opdrachten die uitgevoerd worden door de provinciale geneeskundige commissies.
Ze zijn immers één van de elementen die aan de burgers kwalitatieve zorgverstrekking garanderen.
In antwoord op de gestelde vragen deel ik u mee dat ik nu al meerdere maatregelen nam om de werking van de geneeskundige commissies te verbeteren. Zo heeft:
De wet houdende diverse bepalingen van 8 juni 2008 een bepaling ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 78, om het opschortende karakter van het beroep tegen de beslissingen van de geneeskundige commissies af te schaffen, onder meer wanneer ze overgaan tot het intrekken van het visum of van het behouden ervan onder voorwaarden en dit wegens het gevaar dat de toestand van een arts voor een patiënt doet lopen. Het opschortende effect van het beroep zorgde immers voor een soort van straffeloosheid voor de gezondheidswerkers die een gevaar vertegenwoordigden voor de maatschappij. Deze maatregelen zullen daarenboven zo vaak als nodig kunnen worden hernieuwd, wat voorheen niet het geval was.
De wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg van 19 december 2008 heeft de bevoegdheid van de provinciale geneeskundige commissies uitgebreid tot de hypotheses waarbij een zorgverstrekker het voorwerp is van een strafrechtelijke veroordeling, die onverenigbaar is met de uitoefening van zijn beroep. De werkgroep die mijn administratie heeft opgericht betreffende de toepassing van deze bepaling zal mij binnenkort een ontwerp van procedure voorleggen om in de procedure die nu in het koninklijk besluit (KB) van 7 oktober 1976 bestaat te integreren. Verder deel ik u ook mee dat artikels 64 tot 68, 69, 2° tot 6°, 70 en 71, 3° van de Wet van 19 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg in werking zijn getreden bij een KB van 7 oktober 2009.
De Federale Overheidsdienst (FOD) waakt er verder over dat de geneeskundige commissies efficiënt ondersteund worden door zich uiteraard in te schrijven in het globaal budgettair kader.
Ik preciseer ter zake dat de FOD onder meer zorgt voor de juridische ondersteuning van de commissies. Die kunnen sinds 2007 de centrale databanken raadplegen en ze beschikken over de mogelijkheid van een specifieke codering. Ze zijn bovendien verbonden met het netwerk.
Het is uiteraard zo dat de situatie nog kan verbeterd worden, maar sinds meerdere jaren werd er substantieel vooruitgang geboekt.
Voor wat het aangehaalde specifieke geval betreft, is het niet adequaat om in een antwoord de situatie uit te leggen van individuele dossiers. Ik zal dus geen commentaar op dit dossier geven, maar kan u echter verzekeren dat de ad hoc procedures werden gevolgd.