Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5211

van Hugo Vandenberghe (CD&V) d.d. 7 december 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Valse autoverzekeringen - Handel - Vervolgingen - Verscherpen van de controles

autoverzekering
verzekeringsberoep
valsheid in geschrifte
officiële statistiek
gerechtelijke vervolging

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
12/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-5132

Vraag nr. 4-5211 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een zelfstandig verzekeringsmakelaar werd opgepakt voor frauduleuze praktijken. Groene kaarten voor het afsluiten van autoverzekeringen werden vervalst. De premies die naar de verzekeringsmaatschappijen moesten worden doorgestort, werden in eigen zak gestoken.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1.Werden in de voorbije tien jaar gelijkaardige feiten vastgesteld?

2.Hoeveel personen werden hierbij desgevallend gerechtelijk vervolgd en veroordeeld?

3.Acht de minister het wenselijk maatregelen te nemen om de controles te verscherpen om dergelijke zaken in de toekomst te voorkomen?

Antwoord ontvangen op 12 januari 2010 :

Hierbij heb ik de eer het geachte lid de volgende elementen van antwoord te verstrekken:

1. en 2. Ik ben niet op de hoogte van gelijkaardige feiten. Het vervalsen van verzekeringsdocumenten in het algemeen en de groene kaart in het bijzonder is evenwel een misdrijf dat strafrechtelijk gesanctioneerd wordt. Wellicht kan mijn collega, de minister van Justitie op deze vragen een antwoord geven.

3. Het is niet nodig om bijkomende maatregelen te nemen. Immers, artikel 13 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat de premiebetaling aan een derde bevrijdend is, indien de derde de betaling vordert en hij voor de inning van de premie klaarblijkelijk als lasthebber van de verzekeraar optreedt. De overhandiging van een groene kaart door een derde wordt als een vermoeden iuris tantum beschouwd van het bestaan van een dergelijk mandaat, zeker wanneer de overhandiging door een zelfstandig verzekeringsmakelaar gebeurt zoals uit de vraagstelling blijkt.