Media - Spellen en wedstrijden - Organisatie - Onethische wedstrijden - Beperking - Regelgeving
commerciële media
spel
televisie
sociaal achtergestelde groep
radiouitzending
ethiek
1/12/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 1/1/2010) |
8/2/2010 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5124
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5125
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5126
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-5128
Sinds de explosie van het fenomeen reality-tv in de jaren '90 overtreffen de commerciële zenders zichzelf in het zoeken naar nieuwe ideeën om hun publiek te amuseren en nieuwe kijkers aan te trekken ten nadele van de concurrentie.
Na de lofrede op de luiheid in een loft, de demonstraties van stommiteiten in vrijwillige valpartijen en allerlei zangwedstrijden, richt de televisie nu de schijnwerpers op de minder begunstigden in onze maatschappij.
Het jongste “idee” dat door enkele radio- en televisiezenders is uitgedacht, neemt de vorm aan van een wedstrijd met als eerste prijs een cheque voor de gas- of elektriciteitsfactuur.
Naast de dubbelzinnige boodschap dat gas en elektriciteit luxediensten of -goederen zouden zijn geworden die moeten dienen als prijzen voor een wedstrijd, profileren sommige zenders zich nu als weldoeners die aan liefdadigheid doen ten gunste van mensen in moeilijkheden.
Dat is des te betwistbaarder omdat de Staat krachtens de Belgische sociale wetgeving de armen altijd een minimumhoeveelheid gratis gas en elektriciteit moet garanderen.
Een dergelijke praktijk doet tal van vragen rijzen op ethisch vlak omdat men mensen die, vooral in deze crisisperiode, hun gas- en elektriciteitsfacturen nauwelijks kunnen betalen, aanzet om tegen elkaar te “spelen”.
De deelname aan dergelijke wedstrijden is nooit belangeloos en de media organiseren zelden spelen waarmee ze geld verliezen.Tot waar mogen de media gaan in het uitdenken van amusementsprogramma's?
Wat is uw mening over deze kwestie? Bevat de regelgeving specifieke bepalingen om dergelijke wedstrijden te beperken?
Er zijn twee soorten van reglementering voor de televisiespelen:
de bepalingen van algemene aard van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna WHPC), met betrekking tot de oneerlijke handelspraktijken. Deze reglementering heeft evenwel geen betrekking op het ethische aspect van de reclameboodschappen;
en de bijzondere bepalingen van het koninklijk besluit van 12 mei 2009 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan sommige spelen aangeboden in het kader van televisieprogramma's via nummerreeksen van het Belgisch nummerplan en die een totaalprogramma inhouden, moeten voldoen.
Artikel 94/5 WHPC houdt een algemeen verbod in op oneerlijke handelspraktijken ten opzichte van consumenten. De artikelen 94/6 en volgende verbieden de misleidende en de agressieve handelspraktijken. Zo is het expliciet verboden om te beweren dat een prijs wordt uitgeloofd zonder de aangekondigde prijs daadwerkelijk toe te kennen (artikel 94/8, 18, WHPC). De spelorganisator mag evenmin de bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen, terwijl er geen sprake is van een prijs, of hij zal moeten betalen om zijn prijs in ontvangst te nemen (artikel 94/11, 7, WHPC).
Wat de specifieke regels voor de televisiespelen betreft van het reeds genoemd koninklijk besluit van 12 mei 2009, verwijs ik naar het antwoord dat zal worden verstrekt door de minister van Justitie die bevoegd is voor deze materie.