Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-4148

van Hugo Vandenberghe (CD&V) d.d. 18 augustus 2009

aan de minister van Justitie

Verkeer - Illegale straatraces - Aantallen - Dodelijke slachtoffers

wegverkeer
overtreding van het verkeersreglement
verkeersveiligheid
sterftecijfer
gerechtelijke vervolging

Chronologie

18/8/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 17/9/2009)
25/11/2009Dossier gesloten

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-4149
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5659

Vraag nr. 4-4148 d.d. 18 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op de openbare weg vinden met enige regelmaat straatraces plaats. Daarbij vallen soms gewonden.

Met dure wagens, vaak van het nieuwste type en opgefokt, doet men mee aan dergelijke races.

In het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 24 juni 2002 (nr. 2195) antwoordde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken dat:

"…in de afgelopen twee jaar zeven nachtelijke races daadwerkelijk werden vastgesteld. Verder werden er vijf meldingen genoteerd van aan de gang zijnde straatraces, zonder dat het plaatsvinden van deze straatraces effectief kon worden vastgesteld.

"... maar de politiediensten zijn gemotiveerd om het probleem aan te pakken, het fenomeen te detecteren en in kaart te brengen en personen die betrapt worden aan te houden."

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Hoeveel van dergelijke activiteiten vonden de afgelopen vijf jaar plaats in ons land?

2. Hoeveel personen werden de voorbije vijf jaren opgepakt voor het bijwonen en/of organiseren van dergelijke activiteiten?

3. Hoeveel van deze personen werden uiteindelijke gerechtelijk vervolgd? Welke straffen werden uitgesproken?

4. Valt er de voorbije vijf jaar in ons land een dodelijk slachtoffer te betreuren als gevolg van illegale straatraces?

5. In welke mate heeft de politie het fenomeen van het straatracen in kaart kunnen brengen de voorbije vijf jaar? Welke belangrijke conclusies kan men hieruit desgevallend trekken?

6. Acht de Minister het wenselijk maatregelen te nemen om dergelijke gevaarlijke praktijken tegen te gaan?