Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3934

van Helga Stevens (Onafhankelijke) d.d. 6 augustus 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit - Definitie

lichamelijk gehandicapte
faciliteiten voor gehandicapten
ziekentransport

Chronologie

6/8/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/9/2009)
26/8/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3934 d.d. 6 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het koninklijk besluit van 12 december 2001, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 september 2008, wordt het begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit als volgt gedefinieerd:

"Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in het eerste lid, 2°, b), is een activiteit die mindervaliden onder begeleiding vervoert met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een attest heeft afgeleverd."

Even verderop wordt evenwel terzelfdertijd het volgende bepaald:

"Enkel voor het vervoer van de mindervaliden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, a), en van de mindervalide kinderen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, b), is een aangepast voertuig met attest vereist."

Het komt mij voor dat deze beide bepalingen enigszins contradictorisch zijn. In het eerste citaat wordt in feite gesteld dat het begeleid vervoer in kwestie altijd dient te gebeuren met speciaal daartoe uitgeruste voertuigen. In het tweede citaat wordt daarentegen gesteld dat slechts voor één categorie van mindervaliden het gebruik van een aangepast voertuig een vereiste is.

Uit het eerste citaat is af te leiden dat enkel ondernemingen die beschikken over speciaal uitgeruste wagens met een attest begeleid vervoer voor personen met beperkte mobiliteit kunnen/mogen aanbieden.

Uit het tweede citaat valt echter af te leiden dat ook ondernemingen die niet over aangepaste voertuigen beschikken dit begeleid vervoer zouden kunnen/mogen aanbieden, behalve dan voor de de mindervaliden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, a), en van de mindervalide kinderen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, b).

Graag had ik u hierover volgende vragen gesteld:

1. Bent u het met me eens dat de geciteerde passages niet helemaal in overeenstemming met elkaar zijn?

2. Zal u een initiatief nemen om tot een meer eenduidige regelgeving te komen, zodat ook ondernemingen die niet over aangepaste voertuigen beschikken dit begeleid vervoer kunnen aanbieden (binnen de vernoemde beperkingen)?

3. Kan u hierbij ook verduidelijken of voor iemand die zowel beantwoordt aan de voorwaarde gesteld in artikel 1, eerste lid, 7°, a) EN aan de voorwaarde gesteld in artikel 1, eerste lid, 7°, b) OF c), aangepast vervoer vereist is?

Antwoord ontvangen op 26 augustus 2009 :

Het antwoord op uw vraag valt onder de bevoegdheid van mijn collega, mevrouw Joëlle Milquet, de minister van Werk.