Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3840

van Els Schelfhout (CD&V) d.d. 17 juli 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Multilaterale ontwikkelingsbanken - Vertegenwoordiging van België

ministerie
ontwikkelingsbank
ontwikkelingshulp
multilaterale hulp
internationale rol van de EU
Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank
Wereldbank
Internationaal Muntfonds
Democratische Republiek Congo
Rwanda
Burundi
Afrikaanse Ontwikkelingsbank
Aziatische Ontwikkelingsbank
Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties
Internationale Ontwikkelingsassociatie
Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling
Internationale Financieringsmaatschappij

Chronologie

17/7/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/8/2009)
27/8/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3840 d.d. 17 juli 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Graag had ik het volgende vernomen:

1. Welke van de traditionele (dat wil zeggen met uitzondering van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie (EU)) Europese leden van het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) nemen een ambtenaar van hun departement Ontwikkelingssamenwerking (OS) op in het kiesgroepkantoor waarvan zij deel uitmaken binnen de respectievelijke multilaterale ontwikkelingsbanken (MOB: Wereldbank, Afrikaanse Ontwikkelingsbank, Aziatische Ontwikkelingsbank, Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank)? Welke van deze DAC-leden doen dit niet? Welke van deze landen hebben een / geen vertegenwoordiger van hun departement OS in de Raad van bestuur van de respectieve MOB's? Graag kreeg ik een antwoord uitgesplitst per ontwikkelingsbank.

2. Voor welke van de traditionele Europese leden van het DAC wordt de functie van uitvoerend bestuurder, respectievelijk plaatsvervangend uitvoerend bestuurder in het kiesgroepkantoor waarvan zij deel uitmaken ingevuld door een ambtenaar van het departement OS binnen de respectievelijk multilaterale ontwikkelingsbanken? Voor welke van deze DAC-leden worden deze functies niet ingevuld door een ambtenaar van het departement OS? Welke van deze landen hebben een / geen uitvoerend bestuurder, respectievelijk. plaatsvervangend uitvoerend bestuurder van hun departement OS in de Raad van bestuur van de respectieve MOB's? Graag kreeg ik een antwoord uitgesplitst per ontwikkelingsbank.

3. Voor welke van de traditionele Europese leden van het DAC wordt de functie van gouverneur, respectievelijk plaatsvervangend gouverneur ingevuld door een ambtenaar, casu quo minister of staatssecretaris van het departement OS binnen de respectievelijke multilaterale ontwikkelingsbanken? Voor welke van deze DAC-leden worden deze functies niet ingevuld door een ambtenaar, casu quo minister of staatssecretaris van het departement OS? Welke van deze landen hebben een / geen gouverneur, respectievelijk plaatsvervangend gouverneur die behoort tot het departement OS voor wat de respectieve MOB's betreft? Graag kreeg ik een antwoord uitgesplitst per ontwikkelingsbank.

4. Voor welke van de traditionele Europese leden van het DAC wordt de functie van leidende onderhandelaar in de respectievelijk vergaderingen over de herfinanciering van de respectievelijk concessionele luiken van de MOB's (onder andere de IDA-Deputies Meetings) ingevuld door een ambtenaar van het departement OS? Voor welke van deze DAC-leden wordt deze functie niet ingevuld door een ambtenaar van het departement OS? Welke van deze landen hebben een /geen dergelijke leidende onderhandelaar die behoort tot het departement OS? Graag kreeg ik een antwoord uitgesplitst per ontwikkelingsbank.

5. Gesteld dat in België geen enkele van de hierboven vermelde functies ingevuld wordt door een ambtenaar van het departement OS, welke reden geeft de geachte minister hiervoor aan?

6. In het geval België door een dergelijke invulling tot een minderheidsgroep binnen de groep van traditionele Europese DAC-leden zou behoren: wat is volgens hem de relevantie van het koninklijke besluit van 2001 dat de bevoegdheid om België te vertegenwoordigen in de MOB's uitsluitend toebedeelt aan de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën?

7. Welke deskundigheid in OS hebben / hadden de ambtenaren van de Belgische FOD Financiën die België de laatste twintig jaar hebben vertegenwoordigd in de Raden van bestuur van de MOB's en in de vergaderingen over de herfinanciering van de concessionele luiken van de MOB's? Welke is de kennis van de partnerlanden van de Belgische OS die de betrokken ambtenaren van de FOD Financiën hebben / hadden? Welke beroepsmatige reizen ondernamen zij naar het geografische werkgebied van de MOB waarin zij België vertegenwoordigden (uitgezonderd hun verblijf zelf in de plaats waar de zetel van de betrokken MOB is gevestigd)?

8. Welk is het takenpakket van de ambtenaren van de FOD Financiën in de Raden van bestuur van de MOB's? Hoe verdelen zij gemiddeld hun tijd in procenten tussen (1) OS, (2) financieel - en ander - beheer van de MOB in kwestie, en (3) belangenbehartiging van Belgische bedrijven? Is hierin de laatste twintig jaar een evolutie te merken?

9. Heeft het Belgische departement OS de laatste twintig jaar stelselmatig input gehad in de standpuntbepaling en de beleidsbeïnvloeding door België in de Raden van bestuur, de vergaderingen over de herfinanciering van de respectievelijk concessionele luiken van de MOB's, en de (half)jaarvergaderingen van de respectievelijke MOB's?

10. Is de mogelijke inbreng toegenomen vanaf het jaar waarin de financiële bijdrage van België aan de concessionele luiken van de MOB's deel is gaan uitmaken van de begroting van het departement OS (en niet langer van de begroting van het departement Financiën)? Zijn er andere evoluties vast te stellen?

11. Kan hij een voorbeeld per land geven van Belgische beïnvloeding via de Raad van bestuur, via de vergaderingen over de herfinanciering van de respectievelijk concessionele luiken van de MOB's, of via de (half-)jaarvergaderingen van het Wereldbankbeleid in Congo, Rwanda en Burundi?

12. Kan hij dezelfde informatie geven voor het International Monetary Fund (IMF)?

13. Kunt u een voorbeeld per land geven van Belgische beïnvloeding via de Raad van bestuur, via de vergaderingen over de herfinanciering van de respectievelijk concessionele luiken van de MOB's, of via de (half-)jaarvergaderingen van het Wereldbankbeleid in Congo, Rwanda en Burundi dankzij input van het departement OS?

14. Kan hij dezelfde informatie geven voor het IMF?

15. Hoe verantwoordt hij het permanent verblijf van - volgens onze gegevens - vier of meer Belgische ambtenaren (tenminste twee van de FOD Financiën en twee van het departement OS) in Washington met als (belangrijkste) taak het volgen van het beleid van de Wereldbank?

Antwoord ontvangen op 27 augustus 2009 :

Gelieve hierna de volgende elementen van antwoord te willen vinden op de door het geachte lid gestelde vraag. Het leek nuttig om de gedetailleerde antwoorden te laten voorafgaan door een algemene beschouwing van de mechanismen en procedures die de desbetreffende materie regelt.

Algemene uitleg

In de regionale ontwikkelingsbanken wordt het lidmaatschap van het ontwikkelingscomité (DAC) van de OESO niet als criterium gebruikt, maar wordt rekening gehouden met de notie regionaal versus niet-regionaal of ontlenend versus niet-ontlenend land; daarom dat bepaalde regionale landen donorlanden zijn (Australië, Zuid-Korea, Japan, Nieuw Zeeland bij de Aziatische Ontwikkelingsbank (AzOB) en Canada en de Verenigde Staten bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IaOB)). Niet alle industriële landen die lid zijn van de OESO en de DAC zijn lid van alle regionale banken (Australië, Luxemburg, Griekenland, Ierland en Nieuw Zeeland).

De gouverneur is het regeringslid dat verantwoordelijk is voor de nationale administratie die de activiteiten van de ontwikkelingsbanken volgt en die het officieel contactpunt is (Channel of Communication). In bepaalde landen kan de plaatsvervanger een politiek verantwoordelijke zijn of een hoge functionaris van een administratie.

De kiesgroepen zijn verschillend van bank tot bank en deze groepen zijn relatief belangrijk in functie van het kapitaalaandeel die verschillende aandeelhouders bezitten, van nieuwe toetredingen en van de keuze die nieuwe leden maken om tot een of andere kiesgroep toe te treden.

Binnen de kiesgroep, waar het aantal te vullen posten (Administrateur, plaatsvervangend Administrateur, Adviseurs) minder is dan het aantal partnerlanden, komen de landen een rotatieschema overeen waarbij elk land beurtelings een bepaalde post bekleedt voor een welbepaalde periode waarbij rekening gehouden wordt met het aandeel dat een land heeft in het kapitaal en met de bijdragen aan de concessionele luiken van deze.

Zo is België met volgende landen geassocieerd:

- AfOB: Frankrijk en Italië;

- AzOB: Frankrijk, Italië, Spanje, Zwitserland en Portugal;

- IaOB: Duitsland, Italië, Zwitserland, Nederland, Israel en China.

Binnen deze groepen verdelen de twee belangrijkste aandeelhouders om beurt de post van Administrateur voor een periode van drie jaar, terwijl de andere posten beurtelings bezet worden door elk van de andere landen. Echter, bij de AfOB is de post van plaatsvervangend Administrateur een niet-ingezeten post en tengevolge haar relatief klein aandeel beschikt België over een post van Adviseur maar bezet nooit de posten van Administrateur en plaatsvervangend Administrateur.

Met betrekking tot de selectie van de personen die deze posten zullen bezetten, kiest elk land op basis van de eigen procedures waarbij de voorkeur gegeven wordt aan een functionaris van het departement dat belast is met het beheer van deze instellingen. De uiteindelijke beslissing wordt genomen door de Gouverneur en het is niet uitgesloten dat in bepaalde landen de Administrateur uit een andere sector komt dan het voogdijdepartement (Centrale Bank, diplomatie, politiek, privésector). De meerderheid van de Adviseurs op post in het bureau van de kiesgroep wordt aangeduid binnen de administratie belast met de opvolging van deze instellingen.

WB (Wereldbank): De Belgische kiesgroep bestaat uit 10 landen: Oostenrijk, Wit-Rusland, België, Hongarije, Kazakstan, Luxemburg, Slowakije, Tsjechië, Slovenië en Turkije.

De post van Administrateur wordt door België en Oostenrijk gedeeld volgens een vierjarig rotatieschema. Wanneer België niet de post van Administrateur heeft, bekleedt ze de post van plaatsvervangend Administrateur, wat het geval is sinds 1 november 2008.

Het Bureau is samengesteld uit tien “professionele stafleden” en twee administratieve medewerkers. Onder de tien professionele stafleden bevinden zich: twee Belgen (plaatsvervangend Administrateur en Adviseur); twee Oostenrijkers (Administrateur en Adviseur); twee Turken (Senior Adviseur en Adviseur); één Tsjechische (Senior Adviseur); één Hongaar (Senior Adviseur), één Witrus (Adviseur) en één Sloveen (Adviseur).

Hoewel deze personeelsleden bevoorrechte relaties onderhouden met hun landen en hun administratie van oorsprong, werken zij niet hoofdzakelijk noch uitsluitend voor deze, maar verdelen zij de meerdere taken van het Bureau.

Vragen 1,2,3,4

Wereldbank - De volgende landen nemen een ambtenaar van hun departement Ontwikkelingssamenwerking (OS) op in het kiesgroepkantoor of Raad van Bestuur (in de ruime zin van het woord): de Noordse/Baltische kiesgroep, Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk leiden weliswaar geen kiesgroep maar vertegenwoordigen slechts één land, overeenkomstig de statuten van de Wereldbank.

Landen die geen ambtenaar van het departement OS in het kiesgroepkantoor of Raad van Bestuur opnemen zijn de volgende: België, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Spanje.

Wereldbank - Sommige landen komen volgens het overeengekomen rotatieschema in hun kiesgroep nooit in aanmerking voor de functie van Administrateur en/of plaatsvervangend Administrateur. Zo hebben Nederland en Zwitserland permanent de post van Administrateur en hebben daarom nooit de post van plaatsvervangend Administrateur. Anderzijds komt Portugal nooit in aanmerking voor de functie van Administrateur.

2a. Landen waar de functie van Administrateur ingevuld wordt door een ambtenaar van het departement OS: Denemarken, Duitsland, Noorwegen, en het Verenigd Koninkrijk.

Nederland en Zwitserland nemen een speciale plaats in: beide landen hebben een rotatiesysteem waarbij de functie van Administrateur afwisselend ingevuld wordt door een ambtenaar van het ministerie van Financiën en een ambtenaar van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Bovendien werd in het geval van Nederland in het recente verleden de post van Administrateur dikwijls ingenomen door een politicus (mevrouw Herfkens, de heer Melkert, de heer Wijffels). In Zweden wordt de vacante post van Administrateur publiek aangekondigd en kiest de Gouverneur vrij. De volgende Administrateur voor Zweden is een ambtenaar van Buitenlandse Zaken. In Finland kiest de Gouverneur vrij en kan de post ingevuld worden door zowel OS als Financiën.

2b.Landen waar de functie van Administrateur niet ingevuld wordt door een ambtenaar van het departement OS zijn: België, Frankrijk, Oostenrijk, Italië en Spanje.

2c.Wanneer landen volgens het rotatieschema van hun kiesgroep recht hebben op de post van plaatsvervangend Administrateur, dan wordt die functie ingevuld wordt door een ambtenaar van het departement OS in Denemarken en Noorwegen. In Zweden kiest de Gouverneur vrij en in Finland komen ambtenaren van zowel het ministerie van Financiën als van OS in aanmerking. Ook in Portugal kiest de minister van Financiën vrij; de huidige plaatsvervangend Administrateur komt uit de privé sector.

2d.Landen waar de functie van plaatsvervangend Administrateur niet ingevuld wordt door een ambtenaar van het departement OS zijn: België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

Wereldbank

3a. Landen waar de functie van Gouverneur ingevuld wordt door de minister bevoegd voor OS zijn: Denemarken, Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.

3b.Landen waar de functie van Gouverneur niet ingevuld wordt door de minister bevoegd voor OS zijn: België, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Zweden en Zwitserland.

3c.Landen waar de functie van plaatsvervangend Gouverneur ingevuld wordt door een minister/Staatssecretaris bevoegd voor OS zijn: Finland, Nederland, Noorwegen en Zweden.

3d.Landen waar de functie van plaatsvervangend Gouverneur niet ingevuld wordt door een minister/Staatsecretaris bevoegd voor OS zijn: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.

Wereldbank

Landen waar de functie van leidende onderhandelaar inzake de wedersamenstellingen van de concessionele luiken van de MOB’s ingevuld wordt door een ambtenaar van het departement OS zijn: Denemarken, Finland, Duitsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

In de volgende landen wordt deze functie niet waargenomen door een ambtenaar van het Departement OS: België, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zwitserland. In Nederland is er een beurtrol tussen het ministerie van Financiën en het departement OS.

Vragen 5 en 6

België is eerst lid geworden van het IMF en de Wereldbank in 1945. In 1956 trad zij toe tot de Internationale Financieringsmaatschappij (IFM), een filiaal van de Bank gespecialiseerd in de ontwikkeling van de privésector. In 1964 trad zij vervolgens toe tot het concessionele luik van de Wereldbank, de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IOA). In 1992 werd België lid van het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties (MAIG), een filiaal van de Bank dat opgericht werd om externe investeringen te bevorderen door het dekken van politieke risico’s. Meerdere stichtende lidstaten beschikten in de tijd van de oprichting van de Bretton Woods- instellingen niet over een departement Internationale Ontwikkelingssamenwerking welke later opgericht werden nadat de meeste ontwikkelingslanden onafhankelijk werden. Overigens, gezien het feit dat de geïndustrialiseerde landen eerst toegetreden zijn tot de Bretton Woods-instellingen na het einde van de Tweede Wereldoorlog en slechts veel later zijn toegetreden tot de andere ontwikkelingsbanken die op dezelfde leest geschoeid werden, krachtens hun verworven ervaring en de gelijkenis van de behandelde thema’s, was het logisch dat Financiën, dat reeds bevoegd was voor de Bretton Woods-instellingen, belast werd met de opvolging van de andere instellingen.

Deze latere toetreding heeft geresulteerd op het einde van de jaren 60, constaterende dat de bilaterale hulp veruit de belangrijkste hulpbron was en niet op basis van objectieve criteria toegekend werd, in een aanbeveling van de Commissie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling waarbij dat internationale financiële samenwerking zoveel mogelijk externe middelen zou toekennen via multilaterale instellingen, inclusief de regionale ontwikkelingsinstellingen.

De multilaterale financiële hulpverlening omvat overigens, zowel in de modaliteiten van de toekenning van hulp aan de begunstigde landen als in de mobilisering en het beheer van de middelen, zeer technische aspecten van financieel beheer. Overigens, tot voor enkele jaren nam zij vooral de vorm aan van een deelname in het kapitaal van de betrokken banken. Het dient onderstreept te worden dat de eerste multilaterale instellingen die geboren werden na de Tweede Wereldoorlog, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (IBWO), voornamelijk financiële instellingen waren. Kortom, het initiële concept van ontwikkelingshulp was vooral van economische en financiële aard. De toekenning van financiering aan rendabele investeringsprojecten moest toelaten om voldoende middelen te genereren voor de terugbetaling van de ontvangen hulp en een surplus inhouden door het verhogen van het jaarlijkse inkomen per capita van het ontvangende land. Oorspronkelijk werden de concessionele luiken van deze banken opgericht om landen, die niet bij machte waren om leningen aan marktvoorwaarden terug te betalen, financiering toe te kennen die meer rekening hield met de terugbetalingcapaciteit en de concessionele luiken financierden hetzelfde type aan operaties als de banken maar stelden verschillende terugbetalingmodaliteiten voor.

Rekening houdend met wat voorafgaat, leek het derhalve logisch om het beheer van de nationale participaties aan deze instellingen toe te vertrouwen aan het Ministerie van Financiën, alsook de participaties die nadien genomen werden in gelijkaardige instellingen. Dit is nog altijd het geval vandaag in de meerderheid van de industriële lidstaten. Het valt eveneens op te merken dat het nastreven van de operaties van deze instellingen en van hun concessionele luiken steeds belangrijkere bijdragen vanwege de lidstaten vergden zelfs in moeilijke budgettaire periodes, waardoor bijgevolg het financiële aspect van deze bijdragen een continue bijzondere aandacht vergden.

Het is waar dat het respectievelijk belang van de financiële en ontwikkelingsaspecten vandaag minder uitgesproken is dan in het verleden. Zo werden andere multilaterale luiken met een meer sociaal en humanitair karakter gecreëerd, die geconcentreerd zijn op een prioriteit en hoofdzakelijk subsidies toekennen en die inderdaad toevertrouwd werden aan Ontwikkelingssamenwerking. Bovendien hebben bepaalde donorlanden het nuttig gevonden om hun Ontwikkelingssamenwerkingagentschap te belasten met de opvolging van de ontwikkelingsbanken waarover in België Financiën de bevoegdheid heeft. Niettemin dient vermeld te worden dat de Administratie van de Internationale en Europese Financiële Aangelegenheden (IEFA) van de Thesaurie een aanzienlijke expertise verworven heeft in dit domein, onder meer dank zij de zwakke rotatie van zijn effectieven, wat het mogelijk gemaakt heeft om de institutionele kennis te behouden wat in weinig andere gelijkaardige diensten in de andere donorlanden gelukt is, of zij nu van het ministerie van Financiën of van Ontwikkelingssamenwerking komen.

De samenvattende tabellen tonen aan dat België geen deel uitmaakt van een minderheid aan landen die het beheer van de ontwikkelingsbanken toevertrouwen aan de nationale diensten van Financiën en in het bijzonder de Schatkist. Het gaat hier inderdaad over de traditionele regel waarvan recent bepaalde landen afgeweken zijn in functie van de ontwikkeling van hun eigen departement Ontwikkelingssamenwerking. (noordse landen, Verenigd Koninkrijk) en van hun concepten op het vlak van economische ontwikkeling. Het koninklijk besluit van 12 november 2001 betreffende de voogdij van de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, van de Internationale Ontwikkelingsassociatie, van de Aziatische Ontwikkelingsbank, het Aziatisch Ontwikkelingsfonds, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en het Afrikaans Ontwikkelingsfonds heeft enkel de situatie die toen bestond verankerd en op 14 oktober 2003 heeft de ministerraad deze optie bevestigd door in het kader van de opmaak van de begroting van 2004 een horizontale begrotingslijn te creëren die de uitgaven voor de officiële ontwikkelingshulp (begrotingslijn “ODA – Official Development Aid”) van alle departementen van de federale overheid groepeert, waar alle inspanningen in deze materie samengevoegd worden zonder te raken aan de bevoegdheid van elk departement over de betrokken kredieten. Met andere woorden, omwille van praktische redenen betreffende de boekhoudkundige verwerking van de officiële ontwikkelingshulp bij het Ontwikkelingscomité van de OESO (DAC), werden de begrotingsartikelen waar de bijdragen van België aan deze instellingen zijn ingeschreven, opgenomen in de begroting van Ontwikkelingssamenwerking, terwijl het beheer van deze de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën blijft.

Sedert de oprichting van de Bretton Woods- instellingen tot in 1991, heeft België permanent de post van Administrateur bekleed. Dit was een gemengde post (IMF en Wereldbank) en is altijd bezet geweest door een ambtenaar van de Nationale Bank van België (NBB). In 1991 werd het Bureau opgesplitst en werd de post van Administrateur bezet tot in 1994 door een Belgisch burger die geen ambtenaar was van de NBB noch van het ministerie van Financiën.

Krachtens het rotatie-akkoord dat in 1994 binnen de kiesgroep afgesloten werd, wordt de post van Administrateur binnen de Wereldbankgroep afwisselend bezet door België en Oostenrijk. Tussen 1994 en 2000 was de Belgische vertegenwoordiger opnieuw een ambtenaar van de NBB.

Het is slechts vanaf oktober 2000 dat de functie van Adminstrateur/plaatsvervangend Admininstrateur uitgeoefend werd door een ambtenaar van de FOD Financiën.

De post van Adviseur, welke België houdt op permanente basis, werd altijd bezet door een ambtenaar van Financiën door het feit dat de FOD Financiën belast is met het beheer van de dossiers van de Wereldbankgroep.

De Belgische praktijk waarbij het beheer van de dossiers aangaande de Wereldbankgroep en de benoeming van de vertegenwoordiging bij deze instellingen, toevertrouwd werd aan de FOD Financiën, is geenszins uitzonderlijk. Zij is eveneens van toepassing in vele andere landen. Voornoemd koninklijk besluit van 12 november 2001 is bijgevolg volledig relevant en heeft de verdienste om de bevoegdheden te verduidelijken.

Vraag 7

De ambtenaren die door de FOD Financiën gestuurd worden om in de Raad van Bestuur van de Wereldbank te zetelen hadden en hebben een diepgaande kennis van de ontwikkelingsproblematiek en –strategieën, die zij verworven hebben tijdens hun beroepsloopbaan in België en in het buitenland, op het bilaterale en multilaterale vlak.

De huidige plaatsvervangend Administrateur beschikt over een meer dan dertigjarige ervaring in het domein van de ontwikkeling. Deze ervaring werd verworven in België en in het buitenland. Hij heeft functies uitgeoefend als Gevolmachtigde bij de Internationale Ontwikkelingsassociatie, het Afrikaans Ontwikkelingsfonds en het Aziatisch Ontwikkelingsfonds gedurende een tiental jaren. Hij heeft overigens ook een solide ervaring in het domein van de financiering van projecten en privé-investeringen in ontwikkelings- en transitielanden, verworven tijdens zijn verblijven op het terrein in Azië, Afrika en Latijns-Amerika alsook in het kader van zijn verantwoordelijkheden die hij uitoefende in België in de schoot van organismen zoals de Nationale Delcrederedienst, het Comité Finexpo en de Belgische Internationale Investeringsmaatschappij. Dit is eveneens het geval voor de leidinggevende functionarissen van de diensten Internationale en Europese Financiële relaties in de schoot van de FOD Financiën betreffende de Ontwikkelingsbanken welke terreinervaring hebben en een expertise bezitten op het vlak van ontwikkeling van tussen de twintig en dertig jaar.

De huidige Adviseur heeft ook een lange ervaring verworven inzake de ontwikkelingsproblematiek in België en in het buitenland. Hij heeft gedurende zes jaar de positie van Adviseur uitgeoefend bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank in Abidjan. Hij heeft eveneens gedurende 6 jaar de positie van Adviseur waargenomen bij de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank te Washington DC en deze van Plaatsvervangend Administrateur bij de Interamerikaanse Investeringsmaatschappij (IIM) voor 1 jaar te Washington DC. In België was hij desk officer voor de multilaterale ontwikkelingsbanken gedurende vijf jaar en heeft hij de functie van Gevolmachtigde uitgeoefend bij het Aziatisch Ontwikkelingsfonds gedurende twee jaar.

Inzake de regionale ontwikkelingsbanken, bezaten en hebben onze vertegenwoordigers de nodige ervaring, zowel op het terrein als in de landen van operatie van deze regionale banken. Zij hebben bovendien deelgenomen aan professionele zendingen die door deze instellingen georganiseerd werden die erop gericht waren om de gevolgen van de investeringen in de begunstigde landen op ontwikkelingsvlak beter te kunnen inschatten en kennis te verwerven over de ontwikkelingsproblematiek.

Vraag 8

Krachtens de statuten van de ontwikkelingsbanken bestaat de rol van de raad van bestuur erin de algemene zaken te sturen, de Voorzitter en Ondervoorzitters te verkiezen, het werk van de Gouverneurs voor te bereiden, beslissingen te nemen inzake individuele financieringen en inzake de leningen gebaseerd op de richtlijnen van de Gouverneurs, de intrestvoeten en de commissies te bepalen, de jaarrekeningen voor te leggen aan de Gouverneurs, de algemene structuur van de diensten te bepalen.

De vragen die door de Raad van Bestuur van de ontwikkelingsbanken behandeld worden, waren hoofdzakelijk van economische en financiële aard en met betrekking tot het beheer tot eind de jaren 80 (schuldcrisis in Latijns-Amerika) en zijn dit ook nog voornamelijk vandaag. De Belgische vertegenwoordigers in de Raad van Bestuur van deze instellingen hebben altijd blijk gegeven van een grondige kennis van deze domeinen. Allen hebben ze deze instellingen gedurende verschillende jaren gevolgd vanuit de Thesaurie vooraleer ze aangesteld werden en drie onder hen hebben jaren ervaring op het terrein inzake ontwikkelingshulp. Anderzijds vertegenwoordigen de Administrateur en zijn medewerkers een groep van landen en moeten ze erover waken dat de belangen van elk van deze opdrachtgevende landen met evenveel ijver worden verdedigd en niet alleen dat van hun land van oorsprong.

Het is slechts in de jaren 90, als gevolg van de kritiek op de structurele aanpassingsprogramma’s (“menswaardige aanpassingen” voornamelijk van UNICEF) en daarna na de aanvaarding van de Millenniumdoelstellingen in 2000 en de inwerkingtreding van de schuldverlichtinginitiatieven, dat de ontwikkelingsbanken hun operationeel model hebben moeten herzien. Dit model heeft stap voor stap geleid tot het huidige ontwikkelingsbeleid. Te dien einde dient opgemerkt dat de modaliteiten om tot schuldverlichting en -annulering over te gaan een beroep doen op ingewikkelde financiële technieken en op belangrijke toekomstige bijdragen van de donoren, wat het beheer van dit dossier door de FOD Financiën verantwoordt.

Wat de kennis betreft door de Belgische vertegenwoordigers van de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, is deze niet onontbeerlijk. Er dient inderdaad te worden opgemerkt dat, enerzijds, de Belgische ontwikkelingssamenwerking veel minder partnerlanden heeft dan dat elk van deze instellingen debiteurlanden en leden telt en, anderzijds, dat de Administrateur meerdere landenleden vertegenwoordigt en dat hij volgens deze logica ook de partnerlanden van die landen moet kennen. Het voornaamste kenmerk van de multilaterale instellingen is de bestemming van de middelen die door de donoren ter beschikking werden gesteld aan de in aanmerking komende landenleden van elke instelling, en niet alleen aan de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en aan de opdrachtgevende landen van de Administrateur. De operaties op de gewone kapitaalmiddelen worden gefinancierd door leningen op de financiële markten. Deze leningen worden terugbetaald door de terugbetalingen van de ontleners. In geval van niet-betaling door de ontleners zou er een beroep gedaan kunnen worden op het onderschreven en niet opgevraagd kapitaal van de landenleden die dan aan de betrokken bank de nodige middelen zouden moeten storten om aan hun verplichtingen tegemoet te komen. Het gelopen risico op de financieringen toegestaan aan andere landen dan partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, namelijk de grote ontlenende landen met een middeninkomen, is groter dan dit gelopen op deze laatste. Het merendeel van de Belgische partnerlanden zijn minst ontwikkelde landen die recht hebben op giften van de concessionele loketten van de banken en die geen recht hebben op leningen van deze banken. Als mandataris belast met het goed beheer van de instelling waar hij verkozen werd, moet hij attent zijn voor het beheer van de risico’s die de instelling loopt. De recente financiële crisis heeft het belang van dit beheer duidelijk aangetoond.

De verdeling van de activiteiten van het bureau van de Administrateur tussen de taken met betrekking tot de ontwikkeling en deze met betrekking tot het beheer van de instelling in de brede zin, waaronder het verdedigen van de belangen van de opdrachtgevende landen met inbegrip van deze van hun ondernemingen en onderdanen, is ongeveer “50-50”. Er bestaat geen precieze maatstaf want de relatieve belangrijkheid varieert in functie van de instelling, de betrokken periode, externe gebeurtenissen (financiële crisis, voedselcrisis, schuld enz…) en nieuwe initiatieven (toekenning van giften ipv leningen, harmonisatie tussen de multilaterale instellingen, klimaat…). Binnen de ontwikkelingsactiviteiten zijn de uitwerking en het opvolgen van de verschillende strategieën en operationele beleid (per sector, per land, “transversale” thema’s) belangrijker dan de operaties zelf. Met de jaren heeft de uitwerking van nieuwe beleidslijnen een forse uitbreiding gekend van de jaren 80 tot nu, onder andere door de invoering van de “holistische” benadering maar het merendeel van het beleid met betrekking tot nieuwe initiatieven is uitgevoerd en de donoren zijn terughoudend om nieuwe eisen in te voeren en na de holistische aanpak is het nu tijd voor een verdeling van de taken tussen de geldschieters. Elk van hen specialiseert zich op zijn sterke punten en neemt het “leadership” waar op bepaalde domeinen en laat het over aan anderen op andere domeinen waar deze een comparatief voordeel hebben.

De activiteiten van de Belgische vertegenwoordigers bij de Raad van de Wereldbankgroep omvatten hoofdzakelijke de evaluatie van projecten (financieel en operationeel), het beleid en van de strategieën van de Groep. Zij worden eveneens betrokken bij bepaalde taken verbonden aan Internationale Ontwikkelingssamenwerking, verlenen bijstand aan bedrijven die geïnteresseerd zijn in de projecten van de Groep en leggen contacten en beantwoorden vragen vanuit academische milieus en organisaties uit het maatschappelijk middenveld.

Sedert de oprichting van een bureau van de Internationale Ontwikkelingssamenwerking te Washington in 2001, heeft dit een aantal taken in handen genomen (opvolging van Trustfondsen, tijdelijke contacten met de staf, beantwoorden van informatie-aanvragen door de staf,…) die voordien verwezenlijkt werden door het Bureau van de Administrateur. Men kan bijgevolg ramen dat deze laatste slechts 5 % van zijn tijd besteedt aan taken verbonden aan Internationale Ontwikkelingssamenwerking.

Omwille van verschillende redenen (concurrentie vanwege bedrijven uit opkomende landen, afname van projecten waarvoor Belgische bedrijven geïnteresseerd zouden zijn, toenemend gebruik van programmafinanciering dan wel projectfinanciering, globalisering van de Belgische economie met een daaruit voortvloeiende herpositionering in de markten) is de interesse vanwege Belgische bedrijven in markten die door de Bank gefinancierd worden, aanzienlijk afgenomen. Overigens, de informatie die voorheen enkel via het Bureau van de Administrateur bekomen kon worden, is momenteel beschikbaar op het Net en/of lokaal in de operationele landen. Het gebruik van het Bureau van de Administrateur is derhalve aanzienlijk verminderd en neemt niet meer dan 5 % van de tijd in beslag (in vergelijking

met meer dan 30 % twintig jaar geleden).

De contacten met het maatschappelijk middenveld, bijna onbestaande twintig jaar geleden, hebben een sterke toename gekend en vertegenwoordigen ongeveer 10 %.

Vraag 9

Een tiental jaren geleden hebben de Internationale Ontwikkelingssamenwerking en de FOD Financiën een nauwere samenwerking gestart inzake vraagstukken in verband met de Wereldbankgroep. Deze samenwerking werd versterkt door de oprichting van het Bureau van Ontwikkelingssamenwerking in Washington. Bovenop zijn intrinsieke steun, dient het Bureau van Ontwikkelingssamenwerking eveneens als contactpunt tussen de centrale Administratie en de vertegenwoordigers op het terrein en het Bureau van de Administrateur. Deze versterkte samenwerking werd geconcretiseerd door het sturen door Ontwikkelingssamenwerking van commentaren en andere suggesties op het ogenblik van de evaluatie door de Raad van projecten of strategieën in de concentratielanden en/of tijdens de voorbereiding van de periodieke vergaderingen van de Groep. De “feedback” verschilt niettemin volgens onderwerp en concentratieland.

Te Brussel worden regelmatig coördinatievergaderingen georganiseerd met Ontwikkelingssamenwerking (in principe maandelijks) waar verschillende vragen in verband met vergaderingen georganiseerd door de Ontwikkelingsbanken besproken worden.

Vraag 10

De toegenomen samenwerking, die een tiental jaren geleden van start ging, heeft geresulteerd in de wil om een efficiënt overlegmechanisme op te richten tussen de FOD Financiën en Internationale Samenwerking, zowel in Brussel als in Washington, een mechanisme dat zich geleidelijk institutionaliseert.

Vraag 11

Zoals hoger vermeld zijn de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking een betekenisvolle minderheid van de landen waarop de AfOB werkt (vijftien landen op vijftig), en deze landen komen voor het merendeel enkel in aanmerking voor het concessionele loket van de bank, het AfOF. Hetzelfde geldt bij de Wereldbank waar ze enkel in aanmerking komen voor de IOA. Deze loketten hebben hun middelen steeds verdeeld volgens objectieve criteria waarop geen enkele donor invloed kan hebben. Vóór de invoering van de affectaties gebaseerd op performantie waren deze verdeeld in functie van de behoeften. Ze werden bepaald volgens een formule die rekening hield met de oppervlakte, het inkomen per inwoner en de bevolking. Sinds de invoering van de affectatie gebaseerd op de performantie, moeten de landen zelf bewijzen, dat ze merkelijke vooruitgang boeken in de uitvoering van de operaties gefinancierd door de multilaterale instellingen en in hun beheer, om een verhoging van de middelen die hen zouden toegekend worden, te verantwoorden. Hetzelfde geldt voor de speciale faciliteiten die recentelijk werden gecreëerd (fragiele staten, postconflict landen) en waarop de belangrijkste partnerlanden van de Ontwikkelingssamenwerking zich zouden kunnen beroepen.

Het krijgen van middelen wordt eveneens verbonden aan het feit dat er geen betalingsachterstallen zijn voor de terugbetaling van eerder toegekende leningen aan het ontvangende land. Hierbij dient vermeld dat in 2000 de FOD Financiën, in samenwerking met de Nationale Bank van België, aan de DRC (Democratische Republiek Congo) toegestaan heeft zijn achterstallen aan te zuiveren om, na jaren van opschorting, te kunnen genieten van IMF financiering en van IOA-giften en van middelen uit het Afrikaans Ontwikkelingsfonds.

Wereldbank. Het Bureau van de Administrateur is in het bijzonder actief geweest bij de bescherming van inheemse gemeenschappen (pygmeeën) in het kader van bosbouwprojecten gefinancierd door de Internationale Ontwikkelingsassociatie in de Democratische Republiek Congo. Dankzij de ondernomen acties werden de lokale gemeenschappen beter betrokken bij het bosbeheer.

Naar aanleiding van de bespreking van de landenstrategie voor Rwanda, heeft de Belgische vertegenwoordiger zijn Europese collega’s gemobiliseerd met als doel de verantwoordelijken van de Bank te wijzen op het belang van de risico’s verbonden aan de demografische druk en de inkomensongelijkheid die de verwezenlijking van de armoedebestrijdingdoelstellingen in gevaar kunnen brengen.

Tijdens de discussie over de toegang van Burundi tot het schuldverlichtinginitiatief, heeft de Belgische vertegenwoordiger zijn Europese collega’s gemobiliseerd om de verantwoordelijken bij de Bank aan te moedigen om de uitdagingen inzake goed economisch beheer en anticorruptie op adequate wijze na te streven.

Vraag 12 en 14

Het IMF-beleid in landen als DRC , Rwanda en Burundi wordt bepaald op basis van een technische analyse van de economische situatie in deze landen. De Belgische vertegenwoordigers hebben een permanente dialoog met de IMF-staf voor deze drie landen. Het advies van de Belgische vertegenwoordigers is vaak essentieel om te bepalen of deze drie landen de capaciteit hebben om bepaalde economische maatregelen te nemen en om te bepalen of deze maatregelen de nodige politieke steun in die landen genieten. Zowel de expertise van de Schatkist, de Nationale Bank, als deze van Ontwikkelingssamenwerking is hierbij essentieel.

Daarnaast heeft België ook bijgedragen aan een Trustfonds dat toelaat leningen toegekend door het IMF aan PRGF (“Poverty Reduction and Growth Facility”) landen te subsidiëren. Verder financiert ons land een aantal vormingsprojecten voor hoge functionarissen in die landen. De stem van ontwikkelingssamenwerking is daarin bepalend om de prioriteiten van deze vormingsprojecten vast te leggen.

Vraag 13

De interventies betreffende Congo, Rwanda en Burundi maken dikwijls het voorwerp uit van overleg tussen de FOD Financiën, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking te Brussel. Het is bijgevolg moeilijk om op precieze wijze de input van elk departement te identificeren.

In algemene zin wordt de inbreng van Ontwikkelingssamenwerking, beter identificeerbaar in het kader van de vergaderingen van het Ontwikkelingscomité die zich buigen over algemene beleidsvraagstukken die niet verbonden zijn met specifieke landen, geïntegreerd in de schriftelijke of mondelinge interventies.

Voorbeelden:

- de noodzaak om dringend de problematiek van de voedselveiligheid aan te pakken;

- het aanmoedigen om een percentage van de hulp aan Afrika te wijden aan de versterking van de landbouwcapaciteiten;

- zich bezighouden met de situatie van de vrouw en de kinderen en dit niet alleen als slachtoffer van de crisis maar ook als ontwikkelingsvector.

Vraag 15

Het werkvolume dat voorvloeit uit de activiteiten van de ontwikkelingsbanken gaat in stijgende lijn sinds hun oprichting en de thema’s zijn zeer uiteenlopend. Met de tijd en in functie van de budgettaire mogelijkheden van de instellingen werd beslist om de bureaus van de Administrateurs te versterken om hen toe te laten hun controlemandaat in goede omstandigheden uit te voeren. De verdeling van de te begeven plaatsen geschiedt volgens een rotatieschema dat overeengekomen is tussen de landen van eenzelfde kiesgroep, in functie van het aantal opdrachtgevende landen en in functie van respectievelijke deelnemingen van deze landen. De vertegenwoordiging van België binnen het Bureau van de Administrateur geeft deze evolutie en de criteria voor de verdeling van de plaatsen weer.

De twee functionarissen van Ontwikkelingssamenwerking die op post zijn in Washington houden zich niet louter bezig met de Wereldbank. Ik stel bijgevolg voor aan het geachte lid om zich te informeren bij mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking over welke taken zij precies uitoefenen.

De twee functionarissen van de FOD Financiën besteden effectief hun volledige tijd aan de activiteiten van het Bureau die nauw verbonden zijn met de operaties van de Bank.

Tijdens het begrotingsjaar 2009 (1 juli 2008 tot 30 juni 2009), hebben de verschillende Raden van de Wereldbankgroep 585 leningoperaties goedgekeurd. Hier dienen de besprekingen over de landenstrategieën, de armoedebestrijdingstrategieën, de schuldherschikkingoperaties en beleidspolitieken aan toegevoegd te worden. De Raden hebben 251 vergaderingen gehouden. De verschillende comité’s zijn 126 keer samengekomen.

Hieraan dient toegevoegd te worden (exemplarische lijst en niet-exhaustief):

- de Europese coördinatievergaderingen, technische briefings en andere concertatievergaderingen;

- het voorbereidende werk van de Raden en Comité’s;

- de voorbereiding van de vergaderingen van het Ontwikkelingscomité (in de lente en in de herfst) en van de jaarvergaderingen (in de herfst);

- de contacten, vergaderingen en beantwoorden van aanvragen van het zakenmilieu, het maatschappelijk middenveld en andere bezoekers;

- de zendingen naar de opdrachtgevende landen.

De omvang van deze activiteiten rechtvaardigt ruimschoots de aanwezigheid van twee functionarissen.

WORLD BANK

GOV

ALT

ED

AED

SA/AA

IDA Deputy

Austria

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Belgium

FIN

CB

FIN

FIN

FIN

FIN

Denmark

OS

FA

OS

OS

OS

OS

Finland

FIN

OS

OS

OS

OS/CB

OS

France

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN/AFD/AE

FIN

Germany

OS

FIN

OS

FIN

KfW/GTZ/OS

OS

Greece

FIN BoGre



FIN

FIN

Ireland

CB/FIN

FIN

N/A

N/A

FIN/CB

FIN

Italy

B of Italy

FIN

BoItaly

N/A

FIN/BoI/Trade&Ind

FIN

Luxemburg

FIN

FIN

N/A

N/A

N/A

FIN

Norway

OS

OS

OS

OS

OS

OS

Portugal

FIN

FIN

N/A

*1

N/A

FIN

Spain

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Sweden

FIN

OS

*1

*1

*1

FA/OS

The Netherlands

FIN

OS

OS/FIN

N/A

OS/FIN

FIN

UK

OS

FIN

OS

FIN

OS/FIN

OS

Switzerland

ECO

FA

ECO/OS*2/

N/A

OS/ECO *2/

ECO








*1/ public announcement, i.e. can be anyone




*2/ alternates every 4 year









Banque africaine de Développement (30/06/2009)


Fonds

Membre DAC

Gouverneur

Suppléant

Administrateur (2)

Suppléant (2)

délégué

Australie

non membre




non membre

Autriche

FIN

FIN


FIN

FIN

Belgique

FIN

FIN



FIN

Canada

Trade - Finance

Trade - Finance

(1)


OS

Danemark

Foreign Affairs

Foreign Afairs

OS


OS

Finlande

Foreign Affairs

Foreign Affairs


foreign Affairs

OS

France

FIN

FIN

(1)

(1)

FIN

Allemagne

OS

FIN

(1)

(1)

FIN

Grèce

Non membre




non membre

Irlande

Non membre




non membre

Italie

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Japon

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Luxembourg

Non membre




Non membre

Pays-bas

Foreign Affairs

Foreign Affairs



Foreign Affairs

Nouvelle Zélande

non membre




non membre

Norvège

OS

Foreign Affairs

OS

OS

OS

Portugal

FIN

FIN



FIN

Espagne

FIN

FIN


FIN

FIN

Suède

OS

Foreign affairs

OS

OS

OS

Suisse

Economie

Economie


Economie

economie

UK

OS

OS

OS

OS

OS

USA

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

UE (3)

non membre




Non membre







FIN = Finances; OS = coopération





(1) au choix du Gouverneur





(2) quand le pays y est éligible en fonction du schéma de rotation convenu entre les pays partenaires

cases vides: non applicable - le pays n'a pas accès à cette fonction



(3) la qualité de membre n'est reconnue qu' à des Etats Nations




Banque asiatique de Développement (30/12/2008)


Fonds

Membre DAC

Gouverneur

Suppléant

Administrateur (2)

Suppléant (2)

délégué

Australie

OS

OS

OS

(1)

OS

Autriche

FIN

FIN



FIN

Belgique

FIN

FIN


FIN

FIN

Canada

Trade - Finance

Trade - Finance

(1)


OS

Danemark

Foreign Affairs

Foreign Afairs


OS

OS

Finlande

Foreign Affairs

Foreign Affairs


OS

OS

France

FIN

FIN

(1)

(1)

FIN

Allemagne

OS

FIN

(1)

(1)

FIN

Grèce

non membre




non membre

Irlande

FIN

FIN



non membre

Italie

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Japon

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Luxembourg

FIN

FIN



FIN

Pays-bas

Foreign Affairs

Foreign Affairs


Foreign Affairs

Foreign Affairs

Nouvelle Zélande

OS

OS


(1)

OS

Norvège

OS

Foreign Affairs

OS

OS

OS

Portugal

FIN

FIN


FIN

FIN

Espagne

FIN

FIN


FIN

FIN

Suède

OS

Foreign affairs


OS

OS

Suisse

Economie

Economie


Economie

Economie

UK

OS

OS

OS

OS

OS

USA

FIN

FIN

(1)

(1)

FIN

UE (3)

non membre




non membre








Banque interaméricaine de Développement (30/06/2009)

Fonds

Membre DAC

Gouverneur

Suppléant

Administrateur (2)

Suppléant (2)

Plénipotentiaire

Australie

non membre




non membre

Autriche

FIN

FIN



FIN

Belgique

FIN

FIN


FIN

FIN

Canada

Trade - Finance

Trade - Finance

(1)


OS

Danemark

Foreign Affairs

Foreign Afairs


OS

OS

Finlande

Foreign Affairs

Foreign Affairs


OS

OS

France

FIN

FIN

(1)

(1)

FIN

Allemagne

OS

FIN

(1)

(1)

FIN

Grèce

Non membre




non membre

Irlande

non membre




non membre

Italie

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Japon

FIN

FIN

FIN

FIN

FIN

Luxembourg

non membre




non membre

Pays-bas

Foreign Affairs

Foreign Affairs


OS

OS

Nouvelle Zélande

Non membre




non membre

Norvège

OS

Foreign Affairs

OS

OS

OS

Portugal

FIN

FIN


FIN

FIN

Espagne

FIN

FIN


FIN

FIN

Suède

OS

OS


OS

OS

Suisse

Economie

Economie


Economie

Economie

UK

OS

OS

OS

OS

OS

USA

FIN

FIN

(1)

(1)

FIN

UE (3)

non membre




non membre