Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3617

van Dirk Claes (CD&V) d.d. 23 juni 2009

aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie

Politie en federale ambtenaren - Hoge graad van corruptie - Aantallen - Maatregelen

politie
ambtenaar
misdaadbestrijding
economisch delict
corruptie
Centrale Dienst voor bestrijding van corruptie

Chronologie

23/6/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
28/7/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3617 d.d. 23 juni 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Zopas verscheen de eerste profielanalyse van de directie voor de Bestrijding van de economische en financiële criminaliteit. Uit dit rapport blijkt dat corruptie het vaakst voorkomt bij de diensten van de federale politie en bij de federale ambtenaren. Voornamelijk ambtenaren met een hoge professionele anciënniteit zouden gevoelig zijn om zich te bezondigen aan een vorm van corruptie.

De vaststelling dat voornamelijk ambtenaren van het federale niveau / politie bij deze praktijken zouden zijn betrokken, noopt tot verdere analyse. De vraag moet worden gesteld waarom zij hier blijkbaar gevoeliger voor zouden zijn. Concrete beleidsmaatregelen moeten volgen.

Een sterk uitgewerkte integriteitzorg, zoals nu reeds op Vlaams niveau een feit is, moet verder worden uitgewerkt. Ook de controles en het opspeuren van mogelijke gevallen van fraude in gevoelige sectoren moet misschien worden opgedreven?

1.Wat waren, volgens de geachte staatssecretaris, de voornaamste conclusies uit het rapport uitgevoerd door de directie voor de Bestrijding van de economische en financiële criminaliteit?

2.Wat zijn de mogelijke oorzaken van het feit dat federale ambtenaren en leden van de federale politie meer openstaan voor bepaalde vormen van corruptie?

3.Hoeveel concrete gevallen van corruptie werden er de afgelopen jaren (2006, 2007, 2008) blootgelegd bij federale ambtenaren?

4.Hoeveel concrete gevallen van corruptie werden er de afgelopen jaren (2006, 2007, 2008) blootgelegd bij de diensten van de politie?

5.Is hij van plan om in de toekomst, in samenwerking met zijn collega’s, concrete initiatieven te nemen om mogelijke fraudegevallen tegen te gaan? Aan welke initiatieven denkt hij daarbij?

Antwoord ontvangen op 28 juli 2009 :

Alvorens meer in detail te antwoorden, is het passend te verduidelijken dat de in juni 2009 meegedeelde cijfers voortkomen uit twee verschillende rapporten. Het eerste dateert uit 2002 en was het allereerste in zijn genre. Het betreft een strategische analyse over corruptie in België in het algemeen. Het rapport baseert zich in het bijzonder op de statistieken van de vijf grootste parketten voor de jaren 1996 tot 2000. De grafieken en studies over federale (politie)-ambtenaren komen hieruit voort. Het tweede rapport dateert uit 2008. Dit betrof een kwetsbaarheidsanalyse die enkel sloeg op overheidsopdrachten, gebaseerd op door de CDBC in 2002 behandelde dossiers.

Vraag nr. 1 :

Volgens de analyses van de federale politie, betreffen de meest vertegenwoordigde sectoren deze van openbare werken en bouw, fiscaliteit, handel, politie en buitenlandse zaken. De financiële impact van corruptie is het grootst in de sectoren openbare werken en bouw, elektronica en luchtvaart, de militaire sector, de veiligheidssector, het textiel en het onderwijs. Het beleid inzake corruptiebestrijding moet zich bijgevolg meer toespitsen op deze ‘risicosectoren’.

De studies laten een verband vermoeden tussen corruptie, georganiseerde criminaliteit en witwassen, die niet uit te sluiten is gelet op de mogelijke interactie tussen deze drie fenomenen. Wegens een gebrek aan representatieve gegevens, kon deze hypothese nog niet gestaafd worden.

Ondanks de lage frequentie van vaststellingen van corruptie en pogingen hiertoe, alsook het hoge aantal onbekende gevallen binnen dit fenomeen, heeft corruptie een belang van betekenis als criminaliteitsvorm en maatschappelijk fenomeen. De belangrijkheid van de ernst van dit fenomeen manifesteert zich niet door het aantal geregistreerde feiten, maar door het effect en de morele en financiële impact dat het heeft op het maatschappelijk leven. Corruptie is niet enkel een criminologisch probleem, het betreft veeleer een maatschappelijk fenomeen dat door ongelijkheden te scheppen, de fundamenten van de democratie in gevaar brengt, met een brede waaier aan oorzaken, invloeden en werkwijzen. Het gaat over een fenomeen dat het louter repressief aspect van de problematiek ver overstijgt.

De studie bevestigt de complexiteit van het fenomeen en toont de noodzaak aan om de loutere repressieve en individuele aanpak te overstijgen. Corruptie heeft inderdaad vele oorzaken, waarvan de meest belangrijke van structurele aard zijn. Bijgevolg moet een anticorruptiepolitiek zich richten naar deze structurele oorzaken en moet deze zowel een preventief als een repressief luik bevatten.

Een andere belangrijke te trekken les bestaat uit het feit dat onregelmatigheden dikwijls meer verband houden met de persoonlijkheid van de daders dan met de procedures zelf. Zo is het ook interessant vast te stellen dat daders zich dikwijls onderscheiden door hun anciënniteit en hun ervaring, alsook door hun onafhankelijkheid en hun bevoegdheid om beslissingen te nemen waarover ze beschikken. Hierbij mogen we ook de eventuele invloed van sommige experten niet vergeten, alsook zekere gebruiken binnen de administratie waarvan de tendens heden ten dage is dat zij zullen verdwijnen.

Tenslotte, behoudens de kenmerken met betrekking tot procedures en daders; kan ook de ingewikkelde wetgeving (en hierdoor de verkeerde inschatting door sommige daders), alsook het relatief gebrek aan gewenste middelen en mensen voor de strijd tegen het fenomeen (ten aanzien van controles, vervolgingen en onderzoeken) een rol spelen qua kwetsbaarheid van de aanbestedingen.

Vraag nr. 2 :

Als houder van een deel van het openbare gezag, kan de ambtenaar aanlokkelijk zijn voor één of meerdere omkopers die pogen deze macht af te wenden voor hun eigen profijt. Iemand die geen enkele beslissingsbevoegdheid heeft, geen enkele autonomie en niets als voordeel te bieden heeft, zou een omkoper niet interesseren. Welnu, het is gemakkelijk vast te stellen dat een aantal ambtenaren wel degelijk beschikken over deze kenmerken die potentiële omkopers interesseren. Dergelijke macht is gemiddeld genomen meer aanwezig op het federale niveau, zodat federale ambtenaren ook aantrekkelijker zijn voor omkopers.

Overigens, zijn er redenen om in het bijzonder de ‘corruptheid’ van federale ambtenaren te relativeren (zie vraag nr. 3).

Wat politieambtenaren betreft moet verduidelijkt worden dat de beide studies geen onderscheid maken tussen federale en lokale politieambtenaren. Vervolgens lijkt het erop dat een slecht gekozen grafiektitel in het rapport van 2002 de lezer op een dwaalspoor zou kunnen brengen. Inderdaad, op pagina 46 van het rapport in kwestie, vindt men de grafiek met de titel « Ambt uitgeoefend door de omgekochte ambtenaar 1 januari 1996 – 31 december 2000 ». Welnu, deze grafiek geeft in feite de verdeling weer van corruptiezaken volgens de professionele activiteit zonder rekening te houden met het verschil tussen voltrokken corruptie en poging tot corruptie, dat eveneens strafbaar is. Met andere woorden, een zaak van corruptie komt voor in deze grafiek zelfs indien de benaderde persoon geweigerd heeft om zich te laten omkopen en de omkoper heeft aangegeven. De oververtegenwoordiging van de ordediensten is bijgevolg te wijten aan het feit, omdat zij zelf proces-verbaal opstellen wanneer men hen probeert om te kopen en zij hierdoor zelf de statistieken voeden, dat de grafiek geen onderscheid maakt tussen effectieve corruptie en pogingen tot corruptie zodat dit de illusie geeft dat de politie hierbij meer betrokken is. Deze grafiek kan dus niet aantonen dat de ordediensten in werkelijkheid meer betrokken zijn bij corruptie. Brengen we in herinnering dat sinds de wet van 10 februari 1999, het niet meer mogelijk is dit onderscheid te maken met een poging tot corruptie, omdat een eenvoudig aanbod van een voordeel, zelfs zonder effectief gevolg, zonder afspraak tot corruptie, reeds strafbaar is als een voltrokken feit.

Overigens, bij lezing van de pagina’s 37 en 39 van hetzelfde rapport, blijkt dat de meeste klachten of aangiften die leiden tot de opening van een corruptiedossier afkomstig zijn van‘de politiediensten als eerste verbalisant’ zijn met 32,2 %, gevolgd door de (‘klacht of aangifte door een burger’ (14,9 %), en de ‘anonieme klacht of aangifte’ (12,9 %). Het rapport meldt op pagina 39 over de belangrijkheid van de politie als oorsprong van corruptiedossiers: « Dit hoger percentage bevat, in de meeste gevallen, pogingen vanwege een particulier tot omkoping van een politieambtenaar, waarbij deze laatste niet op het voorstel tot corruptie ingaat en vervolgens deze handelswijze verbaliseert. » Dit bevestigt de hierboven aangebrachte nuancering bij de (vermeende) oververtegenwoordiging van de ordediensten.

Gelet op deze elementen, ziet het er in feite naar uit dat politiediensten de diensten zijn die veruit het snelst corruptie signaleren: klachten vanwege ambtenaren en van betrokken administraties maken daarentegen slechts 19 % uit van het aantal klachten.

Vraag nr. 3 :

Als men rekening houdt met de verhouding van betrokkenheid bij het aantal geregistreerde gevallen van corruptie in vergelijking met het aantal ambtenaren, en dit enkel voor fraude met overheidsopdrachten omdat de oefening voor corruptie in het algemeen nog niet gemaakt is, dan is deze verhouding voor federale ambtenaren 1,31 op 10.000 ambtenaren. Voor gewestelijke ambtenaren is dit 1,00 en voor gemeentelijke en provinciale ambtenaren 0,80.

Criminaliteitsstatistieken per beroep zijn tot nu toe niet beschikbaar. Dit zal het voorwerp uitmaken van een actualisering van de eerste strategische analyse uit 2002.

Vraag nr. 4 :

Inbreuken gepleegd door politieambtenaren maken in principe geen deel uit van de opdrachten van de CDBC, maar van het Comité P. Voor alle nuttige doeleinden werd dit comité ingelicht van de mogelijkheid dat haar deze vraag kan gesteld worden.

Vraag nr. 5 :

Ik wil mij inspannen om het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot oprichting van het Audit Comité van de Federale Overheid (ACFO) tot uitvoering te brengen.

      Het federaal audit comité heeft immers een belangrijke rol te spelen wat betreft de sturing en het toezicht op het vlak van de interne controle en audit, binnen de overheid zelf en in geval van collusie tussen overheidsmedewerkers en derden.

      De rol van het federaal audit comité is zeker niet beperkt tot het zuivere evalueren. Er bestaat ook de dimensie van alarmfunctie. Als het audit comité in de uitvoering van haar verplichtingen kennis neemt van ernstig disfunctioneren, welke een invloed heeft op de doelstelling namelijk “het eerbiedigen van de verplichting om rekening af te leggen en borg te staan voor kwaliteit van de financiële en beheersinformatie ", dan mag dit comité de Ministerraad hiervan op de hoogte brengen.

Op deze manier vormt het federaal audit comité een belangrijke schakel tussen de administratie enerzijds en de politieke verantwoordelijken anderzijds en kan ze rond de specifieke materie van fraude en corruptie een belangrijk stuk kennis en ervaring inbrengen.