Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3476

van Geert Lambert (Onafhankelijke) d.d. 11 mei 2009

aan de minister van Landsverdediging

Militaire robottechnologie - Internationale regelgeving - Oorlogs- en humanitair recht (Onbemande telegestuurde vliegtuigen, drones)

toepassen van robots
militaire luchtvloot
bewapening
militaire research
nieuwe technologie
internationaal humanitair recht
industriële robot
slachtoffer onder burgerbevolking
oorlogsrecht
gevechtsvliegtuig
drone

Chronologie

11/5/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2009)
15/6/2009Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3475

Vraag nr. 4-3476 d.d. 11 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Enkele types van militaire robots uitgerust met vuurkracht zijn al actief in de lucht, zoals de MQ-9 Reaper Hunter / Killer Unmanned Aerial Vehicle (UAV). Dergelijke onbemande toestellen worden nu gebruikt in Irak, Afghanistan en Pakistan en worden telegeleid door soldaten en bediend vanuit een controlecentrum in Nevada. De eindbeslissing wordt dus nog genomen door mensen.

Maar in de toekomst zullen dergelijke militaire robots ook door een computer gestuurd worden en dus volledig autonoom worden. Tevens wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van vurende robots die in een grondoorlog inzetbaar zijn. Deze robots veranderen op ingrijpende wijze hoe oorlog gevoerd wordt omdat soldaten niet meer in het oorlogsgebied aanwezig hoeven te zijn.

Het inzetten van deze militaire robots roept vragen op over de naleving van de Conventie van Genève volgens dewelke in oorlogstijden geen burgerslachtoffers mogen gemaakt worden of toch niet in disproportie met de militaire vooruitgang. De interpretatie van sensordata door deze militaire robots blijkt evenwel nog ontoereikend te zijn om het verschil te maken tussen een burger en een soldaat. Daarom wordt er gepleit voor het invoegen van een adequaat artificieel ethisch geweten in deze militaire robots.

Daar niet alleen de Verenigde Staten volop investeren in robottechnologie voor militair gebruik, maar ook landen als Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Israël, China, Zuid-Korea, India en Turkije vorderingen ter zake maken, dringt zich nieuwe internationale regelgeving over het ethisch verantwoord gebruik van militaire robottechnologie op.

Ik vernam dan ook graag van de geachte minister of België initiatieven zal nemen om de internationale verdragen inzake oorlogs- en humanitair recht in de bovenvermelde zin te amenderen.

Antwoord ontvangen op 15 juni 2009 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

Eén van de voornaamste doelstellingen van de Belgische buitenlandse politiek bestaat uit het bevorderen van de individuele veiligheid in al zijn dimensies. Eén van de aspecten van deze individuele veiligheid is er voor te zorgen dat de bevolking niet meer het slachtoffer kan worden van wapens zoals anti-persoonsmijnen of wapens met cluster-munitie, noch van gewelddaden te wijten aan de ongecontroleerde verspreiding van kleine wapens. Naast een beperking van de gebruikte gevechtsmethoden in het geval van een conflict, kiest de Belgische regering resoluut voor ontwapening en preventie van conflicten.

Volgens de Conventies van Geneve zijn aanvallen zonder onderscheid verboden. Het Eerste Protocol bij deze Conventies viseert specifiek die aanvallen die door hun aard geen onderscheid maken tussen militaire doelen en burgers of burgerlijke goederen. Het is ook zo, jammer genoeg, dat de regels van het internationale humanitair recht niet altijd worden gerespecteerd. Om tegen deze schendingen te kunnen ingaan, heeft de internationale gemeenschap zich ondermeer voorzien van een juridisch instrument, in de vorm van het Internationaal Strafhof. België bereidt trouwens actief de volgende herzieningsconferentie van het Statuut van Rome voor en zal een uitbreiding van de gevallen waarbij het Internationaal Strafhof kan worden gevat voorstellen, in het bijzonder om ook te kunnen optreden bij bacteriologische wapens, chemische wapens en anti-persoonsmijnen.

Bovendien vestig ik uw aandacht op het mechanisme voorzien in het Eerste Protocol bij de Conventies van Geneve : het artikel 36 voorziet, wat nieuwe wapens betreft  : « Op een Hoge Verdragsluitende Partij rust bij de studie, ontwikkeling, aanschaf of invoering van een nieuw wapen, een nieuw middel of een nieuwe methode van oorlogvoering de verplichting vast te stellen of het gebruik daarvan, in bepaalde of in alle omstandigheden, door dit protocol of door enige andere regel van het ten aanzien van de Hoge Verdragsluitende Partij toepasselijk internationaal recht is verboden ».

België heeft deze bepaling uitgevoerd door middel van de « Commissie voor de juridische beoordeling van nieuwe wapens en nieuwe middelen of methodes van oorlogvoering » (CJB) binnen het ministerie van Defensie. Deze commissie geeft een advies over elk nieuw wapen, nieuw middel of nieuwe methode van oorlogsvoering ter studie liggend of in ontwikkeling, of over elk nieuw wapen, nieuw middel of nieuwe methode van oorlogsvoering die de strijdkrachten wensen aan te schaffen of in te voeren.

Ik geloof bijgevolg niet dat het nodig of opportuun is om het bestaande internationale juridisch kader aan te passen, dat trouwens reeds volop tegemoet komt aan uw geuite bezorgdheden. Wij moeten ons in eerste instantie toeleggen op de effectieve toepassing ervan en aan de verbetering van klimaat van de internationale relaties, met als doel de vrede te bevorderen en een bewapeningswedloop te voorkomen.