Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3461

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 11 mei 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Kredietcrisis - Garantie voor spaarders - Totaalrisico voor de overheid

Garantiefonds voor financiële diensten
bankdeposito
spaartegoed
bank
kredietinstelling
financiële solvabiliteit
kredietgarantie
bescherming van de consument
monetaire crisis

Chronologie

11/5/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2009)
27/8/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3461 d.d. 11 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Nederlandse banken en belastingbetalers hebben nauwelijks inzicht in het risico dat wordt genomen via het garanderen van spaargelden van consumenten. Dat blijkt uit een rapportage van het ministerie van Financiën. Sinds het verhogen van het garantiebedrag naar 100 000 euro per spaarder lopen banken en overheid het risico honderden miljarden te moeten betalen die in binnen- en buitenland worden gegarandeerd. Ook ons land heeft de spaargarantie opgetrokken tot 100 000 euro.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1.Hoe reageert de geachte minister op de vaststelling van zijn Nederlandse evenknie?

2.Kan hij zo gedetailleerd mogelijk weergeven hoeveel het maximale risico voor de Belgische overheid bedraagt tengevolge de spaargarantie tot 100 000 euro? Zo neen, is het niet aangewezen om het risico te bepalen?

3.Kan hij aangeven waarom een spaargarantie van 100 % gegeven wordt indien hij de risico’s voor de overheid niet kan inschatten wat betreft de spaargarantie?

4.Kan hij aangeven hoeveel middelen er momenteel in het garantiefonds zitten en kan hij aangeven in hoeverre deze moeten worden opgetrokken?

Antwoord ontvangen op 27 augustus 2009 :

Ik heb de eer aan het geachte lid mee te delen wat volgt.

1. Mijn diensten zijn niet in het bezit van de rapportage van het Nederlandse ministerie van Financiën waarnaar het geachte lid verwijst. Ik kan dus moeilijk een oordeel uiten ter zake.

2. Het maximale risico wordt eerst en vooral bepaald door het totale spaarvolume dat voor vergoeding in aanmerking komt. Dit totale volume wordt in België geschat op ongeveer 250 miljard euro. Dat volume is vervolgens te beperken tot 100 000 euro per persoon. Over deze beperking bestaan geen concrete cijfers maar men kan aannemen dat door de verhoging tot 100 000 euro dit volume in grote mate gedekt is. De Europese Commissie gaat uit ervan uit dat een grens van 100 000 euro leidt tot een gemiddelde EU-dekking van 90 %. De inschatting van het risico houdt ook in dat er rekening moet worden gehouden met de probabiliteit van een faillissement. Men kan voor de berekening van het risico moeilijk uitgaan van de hypothese dat alle instellingen tegelijkertijd failliet gaan.

Daarenboven dient men echter niet uit het oog te verliezen dat globaal, in geval van een bankfaillissement een relatief grote recuperatie kan verwacht worden ten gunste van het Beschermingsfonds gezien de specifieke samenstelling van de activa van de bank.

3. Ik vestig de aandacht van het geachte lid op de houding die in de meeste landen werd aangenomen door de overheid en waarbij men met het oog op het behoud van het vertrouwen van de deposanten in het financiële stelsel deze volledig tracht gerust te stellen. In de meeste landen met problemen werden dergelijke verklaringen afgelegd in die zin zonder dat dit leidde tot wetgevende initiatieven.

4. Op 31 december 2008 bevond er zich 802,7 miljoen euro in de interventiereserve van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. In 2009 werden door de leden netto bijdragen gestort ten bedrage van 42 miljoen euro. Daarenboven, kan het Fonds beroep doen op een bijkomende storting van tweemaal de laatste bijdragen. Volledigheidshalve moet men rekening houden met de bijdragen gestort aan het Bijzonder Beschermingsfonds opgericht door het koninklijk besluit van 14 november 2008.