Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3296

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 2 april 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Nederlandse pensioenfondsen - Zware verliezen - Situatie in België - Maatregelen

aanvullend pensioen
pensioenregeling
spaartegoed
financieel verlies
Nederland
monetaire crisis
beleggingsmaatschappij
verzekeringsmaatschappij
financiële solvabiliteit
verzekeringsproduct
Financial Services and Markets Authority
levensverzekering
boekhoudkundige reserve
bescherming van de consument
pensioenfonds

Chronologie

2/4/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2009)
16/11/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3296 d.d. 2 april 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse pensioenfondsen hebben vorig jaar bijna 110 miljard euro verloren op hun beleggingen. Dat blijkt uit nieuwe cijfers die De Nederlandsche Bank (DNB) publiceert in haar Statistisch Bulletin.

De verliezen zijn bijna drie keer zo hoog als de schatting van de centrale bank van verliezen en afschrijvingen die de banken hebben geleden op "giftige" leningen en beleggingen.

De beleggingsverliezen en de lage rente dwingen meer dan drie honderd pensioenfondsen met een tekortschietend vermogen om uiterlijk volgende week een herstelplan in te dienen bij DNB. Daarin moeten zij aangeven hoe zij uit de problemen denken te komen. Onder de probleemfondsen zijn de allergrootste, zoals ABP (leraren en ambtenaren) en Zorg en Welzijn.

Ik verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vragen hieromtrent nrs. 4-2599 en 4-1651. De situatie wordt dus ernstiger met de dag en een herstelplan is acuut noodzakelijk. Tegelijkertijd moeten de fondsen transparant communiceren.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Hoeveel bedraagt het totaalverlies in 2008 van de Belgische pensioenfondsen in 2008 ?

2. Hoeveel bedraagt het totaalverlies in 2008 van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening in 2008 ?

3. Hoe reageert de geachte minister op de Nederlandse cijfers en kan hij aangeven of er ook in ons land sprake is van gelijkaardige negatieve resultaten ? Zo neen, waarom niet ?

4. Hoeveel bedraagt de dekkingsgraad van de vijf slechtst presterende specifieke spaarproducten in het kader van de derde pensioenpijler ? Kan de ontwikkeling van de gemiddelde dekkingsgraad van deze fondsen worden aangeven op kwartaalbasis en dit voor de jaren 2007, 2008 en begin 2009 ? Is er sprake van een negatieve tendens ?

5. Hoeveel bedraagt de gemiddelde dekkingsgraad van de specifieke spaarproducten in het kader van de gewone pensioenfondsen ? Kan de ontwikkeling van de gemiddelde dekkingsgraad van deze fondsen worden aangeven op kwartaalbasis en dit voor de jaren 2007, 2008 en begin 2009 ? Is er sprake van een negatieve tendens ?

6. Kan hij de dekkingsgraad geven van de vijf belangrijkste fondsen qua inleg in het kader van de derde pensioenpijler en kan hij de ontwikkeling van hun dekkingsgraad tot op heden weergeven en dit voor de jaren 2007, 2008 en de eerste maanden van 2009 ?

7. Zijn er heden instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die liquiditeitsproblemen hebben en kan hij expliciet aangeven welke knipperlichten daarvoor werden ingesteld alsook om hoeveel instellingen of fondsen het gaat ? Welke concrete herstelmaatregelen werden opgelegd en hoe verloopt het herstel ?

8. Zal de overheid financieel moeten tussenkomen of acht hij dit uitgesloten ?

9. Kan hij garanderen dat de rechthebbenden hun contractueel vastgelegd pensioen zullen bekomen ?

Antwoord ontvangen op 16 november 2009 :

Bij het beantwoorden van deze vragen dient een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen twee types instellingen, die beiden gekend zijn onder de naam "pensioenfonds".

Vooreerst zijn er de pensioenfondsen in het kader van de tweede pensioenpijler of instellingen voor bedrijfs-pensioenvoorziening. Het gaat om pensioenfondsen die pensioenen opbouwen in het kader van de beroepsactiviteit van de aangeslotenen. Zij zijn onderworpen aan de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (WIBP). IBP's kunnen worden opgericht voor het beheer van wettelijke of aanvullende pensioenen. Wat de aanvullende pensioenen betreft kunnen zij zowel actief zijn voor werknemers (in het kader van de wet van 28 april 2003 (WAP)) als voor zelfstandigen (in het kader van het Vrij Aanvullend Pensioen).

Daarnaast zijn er de pensioenfondsen van de derde pensioenpijler of pensioenspaarfondsen. Dit zijn gemeenschappelijke beleggingsfondsen die vallen onder de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. Meer in het bijzonder betreft het gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, in de zin van artikel 6 van deze wet.

A. Instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening

Bij het toezicht op de IBP's gaat de CBFA onder meer uit van de rekeningen en andere financiële documenten die de IBP's haar jaarlijks moeten bezorgen met toepassing van artikel 98, eerste lid, van de WIBP. De CBFA heeft er bij alle instellingen op aangedrongen dat de jaarrekeningen aan de toezichthouder worden overgemaakt voor einde april in plaats van de wettelijke rapporteringsdatum van 30 juni.

De dekkingsgraad van alle IBP's samen bedroeg eind 2006 143 %, en eind 2007 130 %. In 2008 werden de voorzieningen in uitvoering van een nieuw wettelijk kader dat sedert 2007 gradueel werd ingevoerd, voor het eerst op een meer prudente wijze berekend en daalde de dekkingsgraad tot 101 %. Bij gebruik van vergelijkbare maatstaven als in 2007, daalt de dekkingsgraad einde 2008 tot 117 %. Het rendement over 2008 bedraagt voor het geheel van de sector min18 %. De CBFA beschikt niet over systematische gegevens over de evolutie van de dekkingsgraad op kwartaalbasis. Dit belet niet dat CBFA in het kader van zijn toezichtsopdracht van de IBP's waarvoor zij dat nodig acht een meer regelmatige berekening en mededeling van de dekkingsgraad kan eisen.

Net als in Nederland is deze dalende tendens ten dele toe ter schrijven aan het feit dat de IBP's veel in aandelen beleggen. Er is overigens een tamelijk duidelijke correlatie waar te nemen tussen de economische cycli en het resultaat van de beleggingen van de IBP's.

Een belangrijk verschil met de situatie in Nederland is dat de inschatting van de verplichtingen bij de Belgische IBP's niet gebeurt aan de hand van de marktrentevoet, maar op grond van prudente technische basissen die door de IBP moet worden verantwoord en door de aangewezen actuaris gunstig moeten worden geadviseerd. Op die manier wordt vermeden dat de extreme schommelingen in de marktrente zich onmiddellijk vertaalt in de resultaten van de IBP's, zoals dat in Nederland het geval is.

Niettemin heeft de CBFA de afgelopen maanden verschillende maatregelen genomen, met het oog op een kordate aanpak van financieringstekorten die als gevolg of mede als gevolg van de financiële crisis zijn ontstaan.

Via haar mededeling CBFA 2008 23 van 9 december 2008 heeft de CBFA de IBP's gevraagd een proactieve houding aan te nemen. Wanneer zij een financieringstekort vaststellen of menen dat het boekjaar 2008 afgesloten zal worden met een dergelijk tekort, moesten zij aan de CBFA een herstelpan voorleggen vóór 28 februari 2009.

In de mededeling werd een onderscheid gemaakt tussen:

Gevolg gevend aan deze mededeling hebben heel wat IBP's een tekort gemeld en herstelmaatregelen uitgewerkt. Op basis van de officiële rapportering bleek immers dat iets minder dan de helft van de IBP's een tekort vertonen (43 %). Het globaal vastgestelde tekort ten opzichte van de KTV beloopt 0,61 miljard euro. Het tekort ten opzichte van de LTV beloopt 1,26 miljard euro.

Uit het onderzoek van de herstelplannen is gebleken dat veel IBP's maatregelen hebben voorgelegd om het tekort KTV binnen de vooropgestelde termijn aan te zuiveren. Vaak gebeurde dit door middel van bijkomende onmiddellijke of over het jaar 2009 gespreide stortingen vanwege de bijdragende onderneming. Sommigen hebben al een eerste storting gedaan, enkelen reeds eind 2008.

Een aantal IBP’s stelde herstelmaatregelen voor om het tekort LTV aan te zuiveren, waaronder een aantal die geen tekort KTV vertonen. Deze tekorten LTV zijn zoals gezegd niet enkel te wijten aan de beursmalaise maar zijn vaak ontstaan als gevolg van de invoering van een nieuw prudent financieringsplan. Deze tekorten worden op middellange termijn aangezuiverd door onder andere bijkomende stortingen, een aanpassing van het financieringsplan en het beleggingsbeleid.

Het directiecomité van de CBFA heeft op heden al herstelplannen goedgekeurd van 97 IBP's. Met een tiental IBP's zijn de besprekingen nog niet afgerond. enkele anderen hebben beslist om een grondige herstructurering door te voeren, waarbij de verbintenissen naar andere entiteiten worden overgedragen.

Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de IBP's langetermijnverbintenissen beheren. De activa die deze verbintenissen dekken worden dus op lange termijn belegd, wat betekent dat het vooruitzicht van een beursheropleving het huidige tekort kan verminderen of zelfs volledig kan wegwerken. Ondanks het negatieve resultaat over 2008 bedroeg op einde 2008 het gemiddelde rendement over de laatste vijf jaar nog 2,4 %. Op grond van een enquête verwacht de Belgische Vereniging voor Pensioeninstellingen (BVPI) over het eerste semester van 2009 een herstel en een positief rendement van 4,2 %.

Dankzij deze lange termijn hebben de IBP's doorgaans ook geen liquiditeitsproblemen in de zin dat de uitbetaling van de aanvullende pensioenen in gevaar zou komen en waardoor zij verplicht zouden worden hun activa op een ongunstig moment te verkopen. De meeste IBP's zijn zelfs nog altijd netto-investeerders.

De externalisering van de pensioengelden bij een IBP, neemt niet weg dat de pensioentoezegging finaal de verantwoordelijkheid van de inrichter blijft. De inrichter kan zich niet verschuilen achter tegenvallende beleggingsrendementen om zich aan de pensioenbelofte te onttrekken. Indien de pensioeninstelling op de pensioenleeftijd of bij de uittreding over te weinig reserves zou beschikken om de beloofde prestatie te betalen aan de aangeslotene, dient de inrichter de tekorten ten aanzien van de contractueel bedongen voordelen bij te passen.

De pensioenstelsels van de tweede pijler vallen niet onder de toepassing van het bijzonder beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen. Een tussenkomst van de staat is in deze dan ook niet mogelijk.

Wel kan er in het geval van het faillissement van een onderneming een tussenkomst zijn van het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen tot beloop van de niet betaalde bijdragen aan een in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld pensioenstelsel.

B. pensioenspaarfondsen

Pensioenspaarfondsen bieden de spaarder geen gewaarborgd rendement. Het rendement wordt bepaald door de evolutie van de waarden waarin het beleggingsfonds is belegd. De spaarder beschikt dan ook niet over een garantie met betrekking tot de mogelijke opbrengst en het eindbedrag dat hij zal ontvangen bij zijn pensionering.

Aangezien pensioenspaarfondsen investeren in financiële instrumenten zoals aandelen en obligaties, ondergaan de pensioenspaarfondsen de evoluties van de financiële markten. De diversificatieregels die aan de pensioenspaarfondsen worden opgelegd beogen evenwel een spreiding van het kapitaal over een portefeuille van verschillende aandelen en obligaties. Deze spreidingsregels worden gehanteerd om de impact van een waardedaling of van een eventueel bankroet van een individuele instelling of bedrijf op de netto inventariswaarde van een pensioenspaarfonds te milderen.

Het kapitaal van een pensioenspaarfonds staat ook los van de financiële instelling die het pensioenspaarfonds aanbiedt. Een eventueel faillissement van de promotor van een pensioenspaarfonds heeft geen impact op de activa die ten allen tijde eigendom blijven van de deelnemers.

Omwille van het feit dat pensioenspaarfondsen geen welbepaald rendement of resultaat beloven zijn de begrippen "dekkingsgraad" en "herstelplan" niet reglementair voorzien in het kader van de regelgeving op de pensioenspaarfondsen.

In België zijn momenteel veertien pensioenspaarfondsen actief.

Op grond van de rapportering aan de CBFA bleken de Belgische pensioenspaarfondsen per 31 december 2007 een totaal netto actief van 11,8 MM euro aan te houden. Per 30 juni 2008 bedroeg het totaal netto actief 10,8 MM euro en op 31 december 2008 bedroeg dit totaal netto actief 8,99 MM euro. Op 30 juni 2009 was dit opnieuw opgelopen tot 11,8 MM euro.

In 2007 waren er 93,5 M euro netto-inschrijvingen in de Belgische pensioenspaarfondsen, voor 2008 243 M euro. Voor het eerste semester van 2009 bedragen de netto-inschrijvingen 196 M euro.