Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3166

van Paul Wille (Open Vld) d.d. 11 maart 2009

aan de minister van Klimaat en Energie

Elektriciteitsgebruik - Straatverlichting - Gebruik van dimmers

energieverbruik
verlichting
elektrische energie
energiebesparing
verkeersveiligheid
stratenplan
wegennet

Chronologie

11/3/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2009)
14/5/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3166 d.d. 11 maart 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het Nederlandse Groningen heeft de burgemeester besloten om alle 15 000 straatlantaarns op halve kracht te zetten tussen elf uur 's avonds en zes uur 's ochtends. Dit initiatief om lantaarns te dimmen levert een besparing op die vergelijkbaar zou zijn met het jaarlijkse energiegebruik van driehonderd huishoudens.

Bij dit initiatief werd via een proefopstelling gecontroleerd of deze maatregel geen nefaste gevolgen had voor de veiligheid. Uit dit gemeentelijk experiment bleek dat de impact van het dimmen weinig nadelige invloed had.

Gezien het voorgaande kader, kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen :

1. Wat vindt de geachte minister van dit initiatief ?

2. Is een dergelijk initiatief haalbaar in België ? Zo ja, zijn er reeds experimenten met dimmers ? Zo nee, heeft hij plannen om dit te onderzoeken ?

3. Hoeveel energie verbruikt België jaarlijks aan straatverlichting (ook voor gewestwegen) ?

4. Met het gemiddeld verbruik van hoeveel Belgische huishoudens komt dit overeen ?

5. Hoeveel betaalt de Belgische Staat jaarlijks aan deze energiefacturen ?

6. Vindt hij dat België een probleem kent van overbelichting ?

7. Kan hij in overleg met de gewesten dit verbruik aankaarten ? Wil hij in overleg met de gewesten het systeem van dimmers bekijken ?

8. Kan hij dergelijk systemen via het gewestelijk niveau aanraden aan de gemeentes ?

Antwoord ontvangen op 14 mei 2009 :

Bij wijze van inleiding wil ik het geachte lid eraan herinneren dat de bevoegdheid inzake openbare verlichting tot de bevoegdheid van de gemeenten behoort, onder het voogdijschap van de Gewesten. Met de bedoeling om te verduidelijken kunnen de volgende antwoorden met een algemene draagwijdte worden verstrekt:

1. Openbare Verlichting heeft als voornaamste doelstelling de veiligheid van de personen, de goederen en het wegverkeer te verhogen. Inzake personen draagt ze ook bij tot het versterken van het veiligheidsgevoel in de leefomgeving. Openbare Verlichting kan ook een positieve rol spelen bij het accentueren van monumenten en gebouwen.

Aan het realiseren van deze doelstellingen kleeft echter een kostenplaatje. Er zijn enerzijds investeringen nodig in de verlichtingsapparatuur en de aansturingsmechanismen en anderzijds is er het energieverbruik met inzet van brandstoffen, de financiële impact ervan, en de belasting van het milieu door CO2-uitstoot wanneer fossiele brandstoffen gebruikt worden.

In heel Europa, ook in België, worden heel wat initiatieven genomen om te onderzoeken of het mogelijk is dit kostenplaatje te beperken, zowel de financiële impact, het energieverbruik, als de gevolgen op het vlak van het milieu.

Op bepaalde tijdstippen de verlichting dimmen of eenvoudigweg afzetten is uiteraard een manier om de geciteerde kosten te beperken. Of de veiligheidsdoelstellingen en de normen dan nog gehaald worden moet in deze gevallen beoordeeld worden door de bevoegde overheden. In ieder geval is het verstandig om ervoor te zorgen dat er geen overdimensionering is van de Openbare Verlichting.

Voor het correct beoordelen van het geciteerde initiatief in Nederland zijn er echter meer gegevens nodig.

- We weten niet wat het oorspronkelijke verlichtingsniveau is in Groningen en welke apparatuur precies gebruikt wordt.

- We weten dus ook niet welke energiebesparing er gerealiseerd werd.

- We hebben geen gegevens over het jaarlijkse energiegebruik van een doorsnee Nederlands huishouden.

- De informatie over het experiment dat tot het besluit leidt dat er weinig nadelige invloed zou zijn op de veiligheid is ontoereikend om de conclusies als sluitend en universeel te kunnen aanvaarden.

2. In ons land wordt de verlichting op autowegen en in heel wat gemeenten reeds enkele jaren ’s nachts tussen bepaalde tijdstippen gedeeltelijk uitgeschakeld.

De jongste jaren worden als alternatief voor uitschakeling heel wat dimmingsystemen op de markt gebracht, waarvan beweerd wordt dat ze voor een belangrijke energiebesparing kunnen zorgen. Uit de eerste analyses blijkt dat de energiebesparing echter niet recht evenredig is met de vermindering van het verlichtingsniveau.

Bovendien is er nog grondig onderzoek aan de gang over de technische aspecten, waaronder de problemen inzake de elektrische veiligheid van sommige systemen die de verlichtingsgraad variëren.

Synergrid, de federatie van netbeheerders elektriciteit en gas in België, heeft op haar website recent een uitgebreide studie gepubliceerd over “DIM- EN TELEBEHEERSYSTEMEN VOOR OPENBARE VERLICHTING” en een andere over de besparing in CO2-uitstoot door het beperken van het energieverbruik in Openbare Verlichting. Deze studies kunt u raadplegen op hun website.

Bovendien hebben gemeenten in samenwerking met hun distributienetbeheerder tientallen initiatieven opgestart, verspreid over heel het land, waarbij diverse dimmingsystemen uitgebreid worden getest in reële omstandigheden. De resultaten van deze testen, samen met de testen in gecontroleerde laboratorium omgeving, zullen later dit jaar beschikbaar zijn.

3, 4 en 5. Op federaal niveau zijn er geen gegevens inzake het verbruiksvolume, die enkel betrekking hebben op de openbare verlichting in België.

6. Overbelichting is een zeer relatief en persoonsgebonden begrip, afhankelijk van de invalshoek voor het bepalen van de benodigde verlichting. Elementen als veiligheid, veiligheidsgevoel, esthetiek, lichthinder, lichtvervuiling, CO2-uitstoot, enz., spelen een belangrijke rol bij het bepalen of belichting eerder als een probleem of eerder als een voordeel wordt bekeken.

Als men de problematiek objectief wil benaderen, moet men zich richten tot bestaande normeringen en indien nodig stappen ondernemen om die normeringen aan te passen.

Vandaag is de geldende norm voor het bepalen van het verlichtingsniveau op de Belgische wegen de NBN L 18-001 en 18-002. Deze norm wordt in de praktijk echter niet meer volledig toegepast. De vandaag geïnstalleerde verlichtingsniveau’s zijn een tiental procent lager.

Er wordt actueel in het kader van het Belgisch Instituut voor Verlichtingkunde (BIV) door de Distributienetbeheerders en de Gewesten gewerkt aan een nieuwe normering en een aangepaste berekeningsmethode voor het benodigde lichtniveau per type weg. De bedoeling is de minimum-verlichtingsniveau’s in België nog iets te verlagen, in overeenstemming met de Europese normering,de normering in Nederland, enz.

Ter informatie kunnen we ook nog verwijzen naar een studie die momenteel door het Vlaams Gewest wordt uitgevoerd om eventuele “Lichthinder” in kaart te brengen. Voor wat de Openbare Verlichting betreft verlenen de Distributienetbeheerders hun volledige medewerking aan deze studie. De resultaten van deze studie worden in de loop van dit jaar verwacht.

7-8. Het behoort aan de steden en gemeenten, om zich in samenwerking met hun voogdijoverheid te laten adviseren inzake de keuzes betreffende Openbare Verlichting; diverse dimmingsystemen worden grondig onderzocht zowel in labo als in de reële omstandigheden. De resultaten van deze onderzoeken, samen met de reeds uitgevoerde studies, kunnen als referentie dienen om deze adviezen te ondersteunen. Het blijft de bedoeling om een efficiënte Openbare Verlichting te organiseren, die rekening houdt met veiligheidsnormen, maar ook gebruik maakt van de nieuwste technologieën, die het verbruik en de eventuele overlast tot een minimum beperken. Ik blijf beschikbaar om samen te werken aan het onderzoek van deze vragen.

8. De Distributienetbeheerders zullen de dimming- of andere systemen die hun efficiëntie bewezen hebben aan de gemeentes adviseren, na grondig onderzoek naar de lokale noden en de middelen voor de Openbare Verlichting en naar de technische mogelijkheden voor de realisatie ervan.