Infecties - "Vleesetende" bacterie - Aantallen - Sterfgevallen
officiële statistiek
Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid Louis Pasteur
infectieziekte
sterftecijfer
27/2/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/4/2009) |
22/4/2009 | Antwoord |
Het aantal infecties met de zogenaamde "vleesetende" bacterie is de voorbije maand in ons land verdubbeld ten opzichte van januari 2008.
Van de drieëntwintig besmette patiënten overleden er vier, soms al na enkele dagen.
De bacterie dringt binnen via een open wonde en tast zo het weefsel aan. Patiënten klagen over een vreselijke, lokale pijn die moeilijk te verdragen is.
Het gaat telkens om explosief evoluerende infecties met een agressieve vorm van staphylococcus pyogenes.
Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen :
1. Hoeveel infecties met de zogenaamde "vleesetende" bacterie werden de voorbije tien jaar in ons land vastgesteld ? Graag had ik een uitsplitsing per jaartal bekomen.
2. Hoeveel personen overleden de voorbije tien jaar ten gevolge van een besmetting met de vleesetende bacterie ?
3. Acht de geachte minister het wenselijk maatregelen te nemen om de besmettingen met de "vleesetende" bacterie terug te dringen ?
Voor de interpretatie van de cijfers in de onderstaande tabellen moeten enkele zaken worden gepreciseerd:
- de tabellen melden de cijfers van het referentielaboratorium voor Group A Streptococcus (GAS), met name het Universitaire Ziekenhuis (UZ) Antwerpen. Alle laboratoria kunnen stammen naar de referentielaboratoria doorsturen voor typering en antibioticaresistentiebepaling maar de referentielaboratoria krijgen maar een deel van alle geïdentificeerde stammen omdat niemand verplicht is om stammen op te sturen. Op basis van deze cijfers kan geen incidentie berekend worden maar het is wel mogelijk om de absolute aantallen en de proportie van stammen afkomstig uit steriele of niet-steriele lokalisaties op te volgen;
- GAS kunnen verschillende soorten infecties veroorzaken. Infecties ten gevolge van de “vleesetende” bacterie, dat wil zeggen een lokalisatie op huid of spieren, kunnen geklasseerd worden onder de niet-steriele lokalisaties in geval van huidinfecties of onder de steriele lokalisaties, onder andere in bloed, afhankelijk van het verloop van de ziekte;
- naast het aantal gevallen is ook het serotype van belang omdat het de virulentie van de kiem definieert;
- gegevens over de mortaliteit ontbreken vaak omdat de evolutie van de patiënt nog niet gekend is wanneer de stam naar het referentielaboratorium wordt gestuurd.
1) Zie bijlage: “ Table 1: Number of GAS isolates in non-steriles sites versus sterile sites, 1999-2008 and jan-feb. 2009, Belgium. Reference Laboratory-UZA, Prof Goossens “.
2) Zie bijlage: “ Table 2: Number of GAS isolates and number of related deaths, 1999-2008 and jan-feb. 2009, Belgium. Reference Laboratory-UZA, Prof Goossens ”.
3) Naast de referentielaboratoria is er nog een andere bron voor de surveillance van GAS (sinds 1994): het peillaboratorianetwerk. In 2008 hebben honderd en vijf laboratoria hieraan deelgenomen, hetzij 61 % van alle laboratoria die geaccrediteerd zijn voor microbiologie. De deelnemers sturen elke week gegevens over de GAS-stammen die geïsoleerd werden uit gespecificeerde lokalisaties (invasieve gevallen : sepsis, meningitis, gewrichtsinfectie, …). Op basis van de gegevens van deze twee netwerken, heeft het Wetenschappelijk Instituut volksgezondheid (WIV) een nieuw “ risk assessment ” uitgevoerd (11 maart 2009) om de epidemiologische situatie opnieuw te evalueren. Op basis van de bestaande cijfers zijn er onvoldoende argumenten om er een conclusie uit te kunnen trekken. De epidemiologische situatie blijft opgevolgd worden via de bestaande surveillancesystemen. Het WIV blijft in contact met het referentielaboratorium en indien de epidemiologische situatie een vroegtijdige interventie vereist, zullen de autoriteiten onmiddellijk geïnformeerd worden.
Bijlagen
Table 1: Number of GAS isolates in non-steriles sites versus sterile sites, 1999-2008 and jan-feb. 2009, Belgium. Reference Laboratory-UZA, Prof Goossens.
Jaar |
All Non-sterile sites |
Non-sterile sites throat isolates |
All sterile sites |
Sterile sites blood isolates |
|
|
|
|
|
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 (jan.-feb.) |
628 542 709 1 372 1 348 1 382 1 331 1 450 1 116 890 117 |
589 394 660 1 298 1 270 1 238 1 225 1 317 1 017 857 88 |
49 79 61 74 93 171 97 154 142 140 33 |
28 61 45 66 66 128 70 109 109 120 30 |
Table 2: Number of GAS isolates and number of related deaths, 1999-2008 and jan-feb. 2009, Belgium. Reference Laboratory-UZA, Prof Goossens.
Jaar |
Total N° Invasieve isolates |
Recovered |
Deceased |
Unknown |
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 (jan.-feb.) |
49 79 61 74 93 171 97 154 142 140 33 |
7 15 13 10 11 20 16 17 30 29 5 |
5 1 5 9 7 15 4 7 11 13 4 |
9 9 10 16 21 31 15 16 24 20 8 |
Difference between Total and sum of the columns is due to missing information.