|
|
Drugsbestrijding - Fugitive Active Search Plan (FAST) - Samenwerking met buitenlandse politiediensten - Evaluatie
verdovend middel
drugverslaving
handel in verdovende middelen
misdaadbestrijding
politie
politiële samenwerking (EU)
| 20/2/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/3/2009) |
| 25/3/2009 | Antwoord |
De federale gerechtelijke politie van Brussel heeft op woensdag 11 februari 2009 een Hongaar opgepakt die internationaal gezocht werd in verband met een grootscheepse smokkel van XTC tussen Nederland en Hongarije, zo heeft de politie op 12 februari 2009 gemeld. De Hongaarse politie vermoedde dat de verdachte zich in België schuil hield en deed beroep op het Belgische Fugitive Active Search Plan (FAST) van de federale politie. De man werd woensdag opgepakt, zonder drugs weliswaar. Andere dealers worden vaak wel opgepakt met grote hoeveelheden drugs. In dat kader kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen :
1. Wat zijn de budgettaire middelen waarover het FAST beschikt ?
2. Hoeveel actieve agenten telt dit team ?
3. Hoeveel maal werd in er 2008 beroep gedaan op dit team ?
4. Welke buitenlandse politiediensten deden het meest beroep op FAST ? Voor welke type criminaliteit moet de FAST het vaakst verdachten opzoeken voor deze buitenlandse politiediensten ?
5. Met welke landen loopt dergelijke samenwerking het vlotst ?
6. Hoe evalueert de geachte minister het FAST ?
7. Vindt hij een uitbreiding van dit team zinnig ?
8. Hoe kan de samenwerking en communicatie met buitenlandse politiediensten nauwer gemaakt worden ?
Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.
1.Wat zijn de budgettaire mogelijkheden waarover het FAST beschikt ?
FAST behoort tot de centrale directie DGJ/DJB en beschikt niet over een eigen budget. Er bestaat geen aparte boekhouding.
2.Hoeveel actieve agenten telt dit team ?
Het FAST op centraal niveau is samengesteld uit vier politiemensen en werd tijdelijk versterkt met drie politiemensen.
3.Hoeveel maal werd er in 2008 een beroep gedaan op dit team ?
In 2008 werd er 225 maal een beroep gedaan op het FAST.
4.Welke buitenlandse politiediensten deden het meest beroep op FAST ? Voor welk type criminaliteit moet de FAST het vaakst verdachten opzoeken voor deze buitenlandse politiediensten ?
De politiediensten van Nederland, Frankrijk, Duitsland, Italië en Polen deden in 2008 het meest een beroep op het FAST. Het ging voornamelijk over misdrijven in het domein van de internationale drugshandel, moord en zware diefstallen.
5.Met welke landen loopt dergelijke samenwerking het vlotst ?
Vooral met Frankrijk, Duitsland en Spanje heeft het FAST een zeer vlotte samenwerking.
6.Hoe evalueert de geachte minister het FAST ?
Gezien FAST actief is in het domein van de gerechtelijke politie, verwijs ik naar mijn Collega van Justitie.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid met betrekking tot de coördinatie van het algemene beheer en beleid van de federale politie, en rekening houdend met de positieve resultaten van FAST, lijkt het mij duidelijk dat deze dienst een meerwaarde biedt in het raam van de uitvoering van een coherent veiligheidsbeleid.
Haar structuur en werking inspireren trouwens andere politiediensten in het buitenland. Het evaluatierapport van 19 maart 2007 over het Europese aanhoudingsmandaat, opgesteld door de Europese Commissie, bevat overigens aanbevelingen om in alle Europese landen gelijkaardige diensten op te richten.
7.Vindt hij een uitbreiding van dit team zinnig ?
Ik wijs het geachte lid op de actuele budgettaire krapte.
Uiteraard moet ik hier verder verwijzen naar de bevoegdheden van mijn Collega van Justitie, en meer bepaald de initiatieven die hij eventueel zou wensen te nemen in het gerechtelijke domein.
8.Hoe kan de samenwerking en communicatie met buitenlandse politiediensten nauwer gemaakt worden ?
FAST ontmoet haar buitenlandse partners tijdens een jaarlijkse vergadering van Interpol.
In het kader van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 worden momenteel programma’s van de geïntegreerde politie voorbereid. In dat kader ligt een voorstel ter studie om de samenwerking en de communicatie tussen de verschillende Europese “fugitive” diensten nog performanter te maken.