Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2856

van Anne Delvaux (cdH) d.d. 22 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Chronische psychiatrische patiënten - Reïntegratie- en reoriëntatiebeleid - Langdurige hospitalisatie - T-bedden - Alternatieven

opname in psychiatrische kliniek
psychiatrische inrichting
Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
kosten voor gezondheidszorg
kosten voor ziekenhuisopname
ziekenhuisopname
geestesziekte
psychiatrie

Chronologie

22/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/2/2009)
22/6/2009Antwoord

Vraag nr. 4-2856 d.d. 22 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft midden juli 2008 een verslag gepubliceerd over het profiel van de patiënten die gedurende een lange periode T-bedden bezetten in de psychiatrische afdelingen van de ziekenhuizen.

België telt ongeveer 13.000 chronische psychiatrische patiënten die zwaar ziek zijn. Daarvan bezet 40% een T-bed in psychiatrische ziekenhuizen en meer dan een derde verblijft er langer dan zes jaar. Voorts verblijft 25% in een psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT), van wie twee derden al meer dan zes jaar.

De patiënten die het ziekenhuis verlaten, worden vaker geörienteerd naar psychiatrische verzorgingstehuizen dan dat ze met een ambulante behandeling in de maatschappij worden geïntegreerd.

Het zijn meestal mannen die voor een lange periode in een T-bed gehospitaliseerd zijn en de helft lijdt aan schizofrenie of aan een psychose. Vier op tien vertonen een agressief of asociaal gedrag. Ze krijgen minder vaak revalidatie en psychotherapie dan de anderen. Een deel van de langdurig gehospitaliseerden (tussen 15 en 30%) heeft een mentale achterstand.

Het KCE vraagt zich af of al die patiënten wel degelijk op hun plaats zijn in die neuropsychiatrische dienst. Ze zouden ook in een PVT kunnen worden verzorgd of de patiënten met een mentale achterstand zouden naar een psychiatrische instelling kunnen worden doorverwezen.

Een patiënt die in een T-bed verblijft, kost de sociale zekerheid 4500 euro per maand, tegenover 1000 euro per maand voor een beschermd verblijf. Voor de patiënt geldt echter het tegenovergestelde : zijn financiële bijdrag is veel hoger in een RVT en in een beschermd verblijf dan in een hospitaal.

Bestaat er op dit ogenblik een gestructureerd reïntegratie- of reorientatiebeleid voor psychiatrische patiënten?

Beantwoordt de keuze voor het behoud van langdurige ziekenhuisopnamen in een T-bed altijd aan de behoeften van de patiënt?

Zijn er in België voldoende alternatieven voor de T-bedden?

Zou een wijziging van het landschap van de psychiatrische zorgverstekking in België kunnen worden overwogen in de zin van het desinstitutionaliseren, naar het voorbeeld van wat in andere Europese landen gebeurt, bijvoorbeeld in Italië?

Antwoord ontvangen op 22 juni 2009 :

Vooreerst wens ik aan te geven dat ik uw bezorgdheid deel voor wat betreft de opvang, begeleiding en verzorging van psychiatrische patiënten in het algemeen. Deze personen hebben inderdaad recht op een continue zorgverlening die aansluit op hun zorgbehoeften.

Toch wens ik u te vragen de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de interpretatie van de cijfers. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft in haar recente studie “Langverblijvende psychiatrische patiënten in T-bedden”, op basis van de Minimale Psychiatrische Gegevens (MPG), vastgesteld dat ongeveer 13 000 psychiatrische patiënten in de loop van 2003 ten minste één jaar verbleven in een T-bed, een psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT), een initiatief voor beschut wonen (IBW) of een vorm van nachthospitalisatie. Ongeveer 36 % van deze patiënten (N=4.731) verbleef in T-bedden. Van die 36 % verbleef ongeveer één derde reeds meer dan zes jaar in een T-bed. Dit betekent dat plusminus 74 % van deze 13 000 patiënten op dat ogenblik verbleef in een PVT, een IBW of een vorm van nachthospitalisatie, zonder dat daarbij de duur van dit verbijf wordt gespecificeerd.

Het gaat weliswaar om een gedeeltelijke populatie van psychiatrische patiënten en patiënten die zeer kwetsbaar zijn op sociaal vlak. Hun zorgaanvraag is zelden lineair. Ze varieert sterk in de tijd en is cyclisch. Daarom hebben deze patiënten nood aan zowel een behandeling (bijvoorbeeld in een crisisfase) als aan meer zorgverlening of nog aan een reïntegratie met begeleiding en ondersteuning. Bovendien moeten al deze zorgvormen zowel ambulant als residentieel beschikbaar zijn. Voor deze doelgroep bestaat er dus geen eenvoudige, maar wel een geïntegreerde en complexe oplossing. De alternatieve zorgvormen zijn vandaag de dag nochtans ontoereikend en te eenvormig om flexibel te kunnen reageren op een zeer gevarieerde zorgvraag.

We stellen vandaag vast dat we patiënten veel meer doorverwijzen naar andere residentiële zorgvormen zoals een andere ziekenhuisdienst, een PVT of een instelling voor beschut wonen dan herintegreren in de gemeenschap via revalidatie en rehabilitatieprogramma’s. Vandaar de noodzaak om, in samenwerking met de gemeenschappen en de gewesten, een beleid op lange termijn voor te bereiden dat gebaseerd is op de behoeften van de patiënt en zijn familie. Deze laatsten vormen immers de spil van de toekomstige ontwikkeling van de geestelijke gezondheidszorg.

Indien men beter aan de behoeften wil voldoen, moet er een beleid worden geïmplementeerd waarbij zorg kan worden aangeboden op maat van de patiënt, het liefst in zijn vertrouwde omgeving en met een garantie op zorgcontinuïteit.

De huidige administratieve verdeling van de diensten in kenletters en nomenclatuur beantwoorden niet aan deze doelstellingen. Het huidige aanbod moet getransformeerd worden naar zorgprogramma’s voor de drie grote leeftijdsgroepen: de kinderen en adolescenten, de volwassenen en de ouderen. De programma’s moeten per leeftijdscategorie verschillende modules omvatten gaande van een ambulant zorgaanbod via de centra geestelijke gezondheidszorg, mobiele interventieteams als alternatief op een ziekenhuisopname en de functionele revalidatiecentra tot kortdurende acute ziekenhuisopnamen of residentiële zorgvormen zoals PVT of IBW of andere tussenvormen die beter beantwoorden aan de zorgvraag.

Om dit te realiseren wensen we verder te evolueren naar een vermaatschappelijking van de zorg dat zelfs een stap verder gaat dan het begrip de-institutionalisering. De term de-institutionalisering beperkt zich meestal tot een afbouw van bedden, terwijl vermaatschappelijking van de zorg ook de klemtoon legt op de rol van de maatschappij. Hierbij dient de maatschappij open te staan om ook psychiatrische patiënten volwaardig burger te laten zijn.

Deze transformatie binnen de geestelijke gezondheidszorg willen we onder meer stapsgewijs realiseren via een artikel 107 van de wet op de ziekenhuizen. Dit artikel laat toe om op experimentele basis, een deel van de huidige middelen binnen de psychiatrische ziekenhuizen flexibel in te zetten in nieuwe zorgopdrachten.

De transformatie en de uitvoering van artikel 107 moet goed doordacht en begeleid worden. Vandaar de noodzaak om een duidelijk concept aan de sector voor te stellen als leidraad om experimenten op te zetten. De permanente werkgroep psychiatrie van de NRZV werkt hiervoor een nota uit die als basis zal dienen voor de projectoproep die in 2009 zal worden gelanceerd.