Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2638

van Hugo Vandenberghe (CD&V) d.d. 12 januari 2009

aan de minister van Klimaat en Energie

Onveilig speelgoed - Maatregelen

veiligheid van het product
speelgoedindustrie
bescherming van de consument

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
21/1/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-847

Vraag nr. 4-2638 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Europese Unie liet in 2007 409 verschillende soorten speelgoed uit de handel halen. Dat is een stijging met 85% ten opzichte van 2006. Het ging vooral om Chinees speelgoed waarvan te kleine onderdeeltjes een gevaar opleveren. Het grootste deel van de als gevaarlijk bestempelde producten zijn poppen en accessoires voor poppen. Op de tweede plaats komen de knuffeldieren, gevolgd door plastic auto’s.

Naast te kleine onderdeeltjes overschrijden ook de chemicaliënwaarden in de verf vaak de Europese normen.

Het Rapex meldingssysteem, dat gevaarmeldingen in alle Lidstaten van de Europese Unie geeft, heeft dus zijn nut bewezen.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

Hoeveel soorten speelgoed werden de voorbije tien jaar in ons land uit de handel genomen?

Over welk type speelgoed ging het dan?

Wat leverde een mogelijk gevaar op voor de kinderen?

Acht de geachte minister het aangewezen maatregelen te nemen om speelgoed ook vooraleer het in de rekken belandt, nog te beter te laten controleren?

Antwoord ontvangen op 21 januari 2009 :

Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen:

1. Voor een correcte interpretatie van de cijfergegevens over het aantal soorten speelgoed dat in België uit de handel werd genomen, moet men rekening houden met een aantal zaken:

- een groot deel van de via het RAPEX-systeem aangemelde gevaarlijke producten bevindt zich niet op de Belgische markt;

- de uit de handelneming van een product is niet de enige maatregel die kan worden opgelegd door de administratie. Afhankelijk van de ernst van de vastgestelde inbreuken, risico's en gevaren kan een product eventueel worden teruggeroepen en aangepast.

Het gebeurt ook regelmatig dat de distributeur vrijwillig beslist om het product uit de handel te nemen;

- de registratie van de acties die werden ondernomen door producenten, distributeurs en overheid wordt slechts sinds een aantal jaar systematisch verricht. Cijfers van meer dan drie jaar oud dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd.

Volgens de beschikbare gegevens werden er de laatste tien jaren voor minstens 1 332 soorten speelgoed een dossier geopend.

Daarvan werden:

78 speelgoedartikelen uit de handel genomen;

51 speelgoedartikelen aangepast door de producent of distributeur;

19 speelgoedartikelen op eigen initiatief door de producent of distributeur van de markt gehaald;

934 speelgoedartikelen niet aangetroffen op de Belgische markt.

Naast deze dossiers wordt er ook in winkels en op kermissen een visuele screening uitgevoerd. Het aantal stuks visueel gecontroleerd speelgoed wordt geschat op een tienvoud van het aantal geopende dossiers.

2. De meest voorkomende types van speelgoed, die uit de handel werden genomen, zijn:

- poppen en pluchen figuren;

- plastic figuurtjes;

- educatief speelgoed;

- waterjojo's.

3. De meest voorkomende risico's bij speelgoed zijn:

- de aanwezigheid van kleine deeltjes die bij kleine kinderen kunnen leiden tot verstikking;

- de aanwezigheid van chemische stoffen (ftalaten, lood in verf,...).

4. De Europese verdragen inzake het vrij verkeer van goederen laten een lidstaat niet toe om voorafgaande controles en/of vergunningen te vereisen alvorens een product, zoals speelgoed, toe te laten tot hun markt.

Om een efficiënt markttoezicht te verwezenlijken is het noodzakelijk om de controle op verschillende plaatsen binnen de distributieketen uit te voeren.

Producten die van buiten de Europese Unie komen, worden gescreend door de douanediensten. Daarnaast wordt de controle van de distributeurs en producenten (van opslagruimte tot winkelrek) verricht door de diensten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie.

Het is echter wel het overwegen waard om gerichte controles bij producenten en distributeurs te verrichten, waarbij niet zozeer op de veiligheid van specifieke producten wordt gelet, maar algemener, op de bedrijfscultuur inzake de veiligheid van hun producten.

Het zal hiervoor echter noodzakelijk zijn om binnen de administratie de nodige expertise op te bouwen voor dit soort controles. Een project voor het uitwerken van een dergelijke methode bevindt zich momenteel in de startfase.