Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2581

van Hugo Coveliers (Vlaams Belang) d.d. 12 januari 2009

aan de minister van Justitie

Voorlopige hechtenis - Toepassing - Evaluatie

voorlopige hechtenis
rechten van de verdediging
strafprocedure
officiële statistiek
vergelijkende studie

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
9/9/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2111

Vraag nr. 4-2581 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dat in het regeerakkoord 2007-2011 staat aangegeven dat de wet van 20 april 1874 betreffende de voorlopige hechtenis zal worden geëvalueerd kan op veel bijval rekenen van de Orde van de Vlaamse Balies. Begin dit jaar wees de Orde er nog op dat de strenge voorwaarden die aan de beslissing van voorlopige hechtenis liggen, niet altijd worden gerespecteerd. Naar hun zeggen bestaat een derde van de Belgische gevangenispopulatie uit verdachten die in voorlopige hechtenis worden gehouden.

Ondanks de verschillende hervormingen die deze wet betreffende de voorlopige hechtenis heeft ondergaan, moet worden vastgesteld dat het aantal toepassingen van deze beschikking geen dalende trend vertoont. De bedoeling van de regering-Verhofstadt II om met het wetsontwerp uit 2005 aangaande de wijzigingen van de wet van 1990 de voorlopige hechtenis opnieuw een uitzonderingskarakter te geven leek nobel, maar blijkt niet echt vruchten af te werpen. Een recent wetenschappelijk onderzoek toont immers aan dat België in vergelijking met andere Europese landen het hoogste aantal personen in voorlopige hechtenis vasthoudt in verhouding tot de totale gevangenispopulatie.

De problematiek wordt trouwens nog eens uitvoerig uit de doeken gedaan in het eveneens zopas gepubliceerde "Zwartboek Justitie/Leven in voorlopige vrijheid" van René De Witte.

Vandaar mijn vragen :

1. Bestaan er cijfers die kunnen achterhalen welke onderzoeksgerechten kwistig omspringen met het opleggen van de voorlopige hechtenis ?

2. Zijn er statistieken voorhanden waaruit blijkt aan hoeveel personen die in voorlopige hechtenis hebben gezeten, een extra straf wordt opgelegd ?

3. Hoever staat het met de evaluatie van de wet, zoals aangekondigd in het regeerakkoord en hoever staat het met de mogelijke alternatieven (onder andere het elektronisch toezicht) ?

Antwoord ontvangen op 9 september 2009 :

1. Volgens de statistische analisten van het College van procureurs-generaal kan de vraag aan de hand van tabel 1 worden beantwoord.

Deze tabel toont per arrondissement het aantal verdachten in zaken die in de loop van 2007 in gerechtelijk onderzoek werden gesteld. De gegevens zijn opgesplitst naargelang de verdachte al dan niet in voorlopige hechtenis werd genomen tijdens het onderzoek. Indien een verdachte in meerdere gerechtelijke onderzoeken in voorlopige hechtenis werd genomen, wordt deze verdachte één keer geteld per gerechtelijk onderzoek waarin hij/zij betrokken is. Indien een verdachte echter tijdens een zelfde gerechtelijk onderzoek meerdere opeenvolgende keren in voorlopige hechtenis werd genomen, wordt deze verdachte in dit onderzoek slechts één keer geteld.

Daarnaast, tonen de rijpercentages per gerechtelijk arrondissement de verhouding tussen het aantal verdachten waaraan een voorlopige hechtenis werd opgelegd en het aantal verdachten dat niet van de vrijheid werd beroofd tijdens het onderzoek.

De cijfers van deze tabel staan ook in grafiek 1 die de verhouding per gerechtelijk arrondissement aantoont tussen verdachten die al dan niet in voorlopige hechtenis werden genomen in de loop van het gerechtelijk onderzoek. Uit deze grafiek blijkt dat er weliswaar verschillen zijn tussen de arrondissementen wat betreft het percentage voorlopige hechtenissen, maar dat er geen uitschieters zijn die opmerkelijk meer voorlopige hechtenissen opleggen.

2. Om deze vraag te beantwoorden, leveren de statistische analisten twee tabellen met enerzijds de beschikkingen van de raadkamer in het kader van regeling van de rechtspleging en anderzijds de vonnissen van de correctionele rechtbank.

Tabel 2 toont de beschikkingen van de raadkamer in het kader van regeling van de rechtspleging voor de verdachten die tussen 1 januari 2004 en 31 december 2008 in voorlopige hechtenis werden genomen en waarvoor op 10 januari 2009 het gerechtelijk onderzoek reeds was afgesloten met een regeling van de rechtspleging.

Voor ongeveer 95 % van de verdachten werd door de raadkamer een verwijzingsbeschikking uitgesproken (naar de correctionele rechtbank, politierechtbank, jeugdrechtbank of het hof van assisen). Slechts anderhalf procent van de verdachten werd na een voorlopige hechtenis buiten vervolging gesteld.

Tabel 3 toont het type vonnis voor de verdachten die tussen 1 januari 2004 en 31 december 2008 in voorlopige hechtenis werden genomen en waarvoor op 10 januari 2009 reeds een vonnis ten gronde werd uitgesproken door de correctionele rechtbank. Per verdachte wordt enkel het meest recente vonnis ten gronde geteld. Als dus bijvoorbeeld na een vonnis bij verstek nog een vonnis na verzet volgde, wordt enkel dit laatste in rekening genomen.

Van de 40 126 verdachten die na een voorlopige hechtenis door de raadkamer werden doorverwezen naar de correctionele rechtbank, werd er reeds voor 36 423 verdachten een vonnis ten gronde uitgesproken door de rechtbank. Voor bijna 92 % van deze verdachten betrof het vonnis een veroordeling. Voor ruim de helft van hen (51,36 %) ging het om een effectieve veroordeling. Ongeveer 3 % kreeg een vrijspraak.

3. Parallel met de verbetering van het ET en de uitbreiding ervan in het huidige kader, voert het NICC een onderzoek naar de toepassing van het elektronisch toezicht als alternatief voor de voorlopige hechtenis. Dit omvat:

- een studie van de toepassingen en ervaringen in het buitenland ;

- een inschatting van het toepassingspotentieel in België, de tegenindicaties, knelpunten en randvoorwaarden. Dit zal gebeuren aan de hand van informatiefiches en een bevraging van de actoren op het terrein en ten slotte ook door middel van een analyse van de databestanden. Verschillende vormen van ET zijn hierbij aan de orde: thuisdetentie (zuiver controlerend) of ET gecombineerd met een geïndividualiseerd programma (mogelijkheid van begeleiding, opleiding, werk, enz.) al dan niet met GPS-controle.

De door het geachte lid gevraagde gegevens werden haar rechtstreeks meegedeeld. Gelet op de aard ervan worden zij niet gepubliceerd, maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Senaat.