Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2373

van Louis Ide (Onafhankelijke) d.d. 12 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

RIZIV - Huisartsen - Aantallen - Demografische gegevens

Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
dokter
algemene geneeskunde
geneeskundige noodhulp
officiële statistiek
bevolkingsstatistiek
geografische spreiding

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
25/3/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2163

Vraag nr. 4-2373 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het Jaarverslag 2007 van het RIZIV wordt ook een hoofdstuk besteed aan het aantal huisartsen (blz. 67). Het wil nagaan hoeveel artsen als huisarts actief zijn en gebruikt hiervoor twee criteria :

- nagaan of de artsen beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden bepaald bij het ministerieel besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen en minimaal 500 patiëntencontacten bereiken per jaar ;

- raming maken van de voltijdse equivalenten op basis van de geregistreerde patiëntencontacten.

Op basis hiervan zijn er volgens de FOD Volksgezondheid 21 804 artsen die een kwalificatie hebben die hen toelaat de huisartsgeneeskunde uit te oefenen. In werkelijkheid ligt het cijfer lager. Het criterium van de 500 contacten in acht nemende, is het aantal actieve artsen 11 116. Samen met de 273 artsen in medische huizen maakt dit een totaal van 11 389 actieve artsen in de huisartsgeneeskunde (2005). 98 % van deze actieve artsen zijn erkende huisartsen (RIZIV-codes 003-004).

Vermits ik niet alle informatie terugvind die interessant is, had ik in deze context van de geachte minister graag een antwoord gekregen op volgende vragen :

1. Kan de geachte minister het bovenstaande totaalcijfer opsplitsen per gewest (Vlaanderen, Wallonië, Brussel), en meteen ook de cijfers geven voor 2006 en 2007 ?

2. Kan zij de leeftijdspiramide geven van de actieve huisartsen en dit zowel voor België, Vlaanderen, Wallonië als Brussel (2005, 2006, 2007) ?

3. Kan zij de verhouding tussen mannen en vrouwen bij de actieve huisartsen geven en dit zowel voor België, Vlaanderen, Wallonië als Brussel (2005, 2006, 2007) ?

4. Kan zij voor de actieve huisartsen de verhouding geven van de soloartsen ten opzichte van de artsen in een groepspraktijk en dit zowel voor België, Vlaanderen, Wallonië als Brussel (2005, 2006, 2007) ?

5. Kan zij tabel 2 op bladzijde 69 van het jaarverslag 2007 van het RIZIV opsplitsen per gewest (Vlaanderen, Wallonië, Brussel) ?

6. Worden poortartsen (die dus spoeddienst combineren met huisartsenpraktijk) meegeteld in de analyses van het RIZIV ?

7. Worden schoolartsen, artsen van Kind en Gezin, …, die dit werk combineren met een huisartsenpraktijk meegeteld in de analyses van het RIZIV ?

Antwoord ontvangen op 25 maart 2009 :

In het jaarverslag 2007 van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) zijn de criteria waarmee rekening wordt gehouden om een arts als actief te beschouwen, “500 contacten en meer per jaar” of “actief in een wijkgezondheidscentrum”. De cijfers hebben betrekking op zowel erkende als niet erkende artsen; de artsen in opleiding zijn hierin niet begrepen. Ik vestig uw aandacht op het feit dat de opsplitsing tussen de drie gewesten gebaseerd is op het contactadres van de arts en niet op het praktijkadres.

1. Totaalcijfer opgesplitst per gewest en meteen ook de cijfers gegeven voor 2006 en 2007.

2. Leeftijdspiramide van de actieve huisartsen en dit zowel voor België en per gewest (2005, 2006, 2007).

3. Verhouding mannen / vrouwen bij de actieve huisartsen en dit zowel voor België en per gewest (2005, 2006, 2007).

4. Deze vraag kan niet worden beantwoord : het RIZIV heeft geen informatie over de groepspraktijken.

5. Betreffende tabel 2 op bladzijde 69 van het jaarverslag 2007 van het RIZIV opgesplitst per gewest: ik vraag u zeer voorzichtig te zijn met de vergelijking: die resultaten zijn niet representatief voor de activiteit van alle actieve artsen, het gaat om resultaten vastgesteld bij voltijds werkende artsen.

6. Die artsen worden meegeteld als hun activiteit als huisarts voldoende belangrijk is (500 contacten en meer)

7. Die artsen worden meegeteld als hun activiteit als huisarts voldoende belangrijk is (500 contacten en meer)