Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2344

van Nele Jansegers (Vlaams Belang) d.d. 12 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Ziekenhuisinvesteringen - Financiering - Beschikbaarheid van gegevens

ziekenhuis
financiering
Vlaams Gewest
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
Waals Gewest
bouwnijverheid
medisch en chirurgisch materiaal
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
sociale begroting
ziekteverzekering

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
28/4/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2083

Vraag nr. 4-2344 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 4-1638 laat de geachte minister mij weten dat er nog geen cijfers beschikbaar zijn voor wat de financiering van de ziekenhuisinvesteringen betreft. Indien ik het antwoord goed begrijp, dan zouden de laatste gegevens dateren van het jaar 2001.

Neemt de geachte minister maatregelen om ervoor te zorgen dat deze gegevens sneller beschikbaar zijn ? Een vertraging van zes jaar lijkt ons niet bepaald een teken van goed bestuur te zijn. Wanneer denkt zij mij de gegevens voor de jaren 2002-2005 te kunnen bezorgen ?

Kan zij mij voor de jaren 1999, 2000 en 2001 meedelen, en dit op jaarbasis, per gewest en per gemeenschap en zo mogelijk per categorie, hoeveel middelen er uiteindelijk naar de ziekenhuizen zijn gegaan voor wat betreft ziekenhuisinvesteringen inzake gebouwen, groot onderhoud, medisch en niet medisch materieel ?

Antwoord ontvangen op 28 april 2009 :

Ik deel u mee dat de federale financiering van de investeringen via onderdeel A1 van het budget van financiële middelen momenteel (BFM per 1 juli 2008) 428 622 417 euro groot is.

Regionaal verdeeld ziet dit er als volgt uit:

- Brussel: 41 827 882 euro, - 9,76 %;

- Vlaanderen: 254 929 689 euro, - 59,48 %;

- Wallonië: 131 864 845 euro, - 30,76 %.

Als de diverse onderdelen regionaal bekeken worden blijkt dat de verdeling in globo overeenkomt met de populatie. Een eerste onderverdeling is deze in de structurele budgetten (zoals vastgesteld na de laatste herziening, zijnde deze van 2001) en de previsionele bedragen (een voorfinanciering in afwachting van de herziening, deze betreffen dus investeringen van de periode 2002-2008).


Brussel

Vlaanderen

Wallonië

Totaal

Totaal structureel

35 589 818,80

207 214 609,91

108 872 593,40

351 677 022,11

Percentage

10,12 %

58,92 %

30,96 %

100,00 %

Totaal provisioneel

6 238 064,02

47 715 079,10

22 992 251,49

76 945 394,61

Percentage

8,11 %

62,01 %

29,88 %

100,00 %

Als per onderdeel gekeken wordt binnen het structurele deel ziet het er als volgt uit:


Brussel

Vlaanderen

Wallonië

Totaal

Onroerend

9 285 431,93

11,58 %

45 289 201,88

56,49 %

25 600 567,16

31,93 %

80 175 200,97

100,00 %

Groot onderhoud

2 500 616,38

5,32 %

33 237 137,51

70,67 %

11 293 133,69

24,01 %

47 030 887,58

100,00 %

Medisch en niet-medisch

12 020 353,21

8,75 %

79 126 066,24

57,67 %

46 116 123,29

33,58 %

137 352 542,74

100,00 %

Momenteel naderen de herzieningen van het dienstjaar 2002 hun einde en zijn in verscheidene instellingen deze van de dienstjaren 2003-2004 aangevat. De eerstkomende jaren zal inderdaad een achterstand dienen te worden ingehaald. Mijn administratie heeft dit als prioritair objectief meegekregen om dit tot een goed einde te brengen.

De regionale kostprijzen per rechthebbende die hier meegedeeld worden zijn niet-gestandaardiseerde regionale kostprijzen. Deze worden bekomen door de eenvoudige deling van de uitgaven voor een bepaalde regio door het aantal verzekerden van een bepaalde regio.

Deze niet-gestandaardiseerde regionale kostprijzen houden geen rekening met de mogelijke specifieke kenmerken van een bepaalde regio met betrekking tot :

- de leeftijdstructuur en geslacht ;

- de aanwezigheid van verzekerden met de voorkeurregeling ;

- de aanwezigheid van aktieven, invaliden, weduwen en wezen, … (hetgeen men de “sociale stand” noemt).

Deze specifieke kenmerken voor een bepaalde regio zullen een bron vormen van verschillen met de kostprijzen van andere regio’s, maar deze verschillen zijn te objectiveren door die specifieke kenmerken van die bepaalde regio.

Vandaar dat het beter is om te werken met gestandaardiseerde regionale kostprijzen. Er wordt hiertoe een standaardisering doorgevoerd op basis van leeftijd, geslacht, sociale stand en voorkeurregeling. Bij de vergelijking van gestandaardiseerde regionale kostprijzen houdt men dus wel rekening met specifieke kenmerken van een bepaalde regio, en op die manier wordt de vergelijking met andere regio’s homogener en correcter. De specifieke kenmerken van een bepaalde regio (op het gebied van leeftijd, geslacht, …) zullen dan niet meer aan de oorzaak liggen van verschillen met andere regio’s’.

Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) werkt momenteel aan een standaardisering van de uitgavengegevens voor het jaar 2006 op basis van leeftijd, geslacht en sociaal statuut (inclusief voorkeurregeling) en zal hierover een rapport voorleggen aan de Algemene Raad tegen eind 2008, en vervolgens jaarlijks rapporteren.