Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2322

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 12 januari 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Aspartaam - Kankerverwekkende aspecten - Maatregelen (Verband tussen aspartaam en hersentumoren - Herevaluatie van de zoetstof door de EFSA)

levensmiddelenadditief
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
kanker
giftige stof
kankerverwekkende stof
levensmiddelensurrogaat
voedselveiligheid
zoetstof
volksgezondheid
nieuwe voedingsmiddelen

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
26/1/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1857

Vraag nr. 4-2322 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Reeds in mijn schriftelijke vraag van vorige legislatuur nr. 3-2945 (Vragen en Antwoorden nr. 3-50 , blz. 4331) haalde ik de mogelijke risico's aan van aspartaam.

In 2005 gaf onderzoek van het Ramazini Instituut aan dat er een link was tussen aspartaam en bepaalde kankers. Na lang aandringen beslisten de Europese autoriteiten om aspartaam dan toch te herevalueren. Vreemd genoeg werd het onderzoek van het Ramazini Instituut van tafel geveegd. De European Food Safety Authority (EFSA) stelde zelfs dat "het boek over aspartaam nu definitief gesloten kan worden".

In de wetenschappelijke literatuur vindt men diverse studies terug die wijzen op een verband tussen het gebruik van aspartaam en bepaalde kankers zoals hersentumoren.

In 1996 analyseerden een groep wetenschappers onder leiding van Olney (1996) de cijfers van het voorkomen van hersentumoren in de Verenigde Staten en ander onderzoek met betrekking tot aspartaam en hersentumoren. Zij stelden dat er een statistisch relevant verband was tussen het gebruik van aspartaam en de toename van het aantal hersentumoren. De link tussen aspartaam en hersenkanker werd bevestigd door wetenschappelijk onderzoek uit Zweden (M.D., PhD Lennart Hardell).

Ik verwijs tevens naar het Bressler-rapport uit 1977 van de Food and Drug Administration (hierna FDA genoemd).

Desondanks werd aspartaam goedgekeurd als additief door de Amerikaanse FDA, alsook door de Europese Unie.

De Nederlandse Consumentenbond gaf in maart van 2005 aan dat formaline kankerverwekkend is. Ik verwijs hieromtrent naar de website : http://www.aspartaam.nl/artikelen/formaline.pdf.

De uiteindelijke conclusie van het artikel is dat er voldoende bewijs is dat formaline kankerverwekkend is voor mensen - deze stof wordt geklasseerd onder groep I, de hoogste classificatie inzake kankerverwekkende stoffen. Het voedingsadditief aspartaam, bevat methanol dat in ons lichaam wordt omgezet in formaline.

Na afbraak van aspartaam kan er niet enkel methanol vrijkomen, doch eveneens diketopiperazine, dat na nitrosylering in de darm aanleiding kan geven tot een product dat sterk gelijkt op N-Nitrosourea, een zeer potente verwekker van hersentumoren.

In 2001 verzocht het voedingsbureau van Groot-Brittannië de Europese Wetenschappelijke Commissie voor de voeding om opnieuw onderzoek te doen naar de kunstmatige zoetstof aspartaam. Het voedingsbureau haalde een vijfhonderdtal wetenschappelijke studies aan die aangaven dat aspartaam schadelijke effecten had op de volksgezondheid.

Op 9 september 2007 werden de onderzoeksresultaten van een nieuwe studie van het wereldvermaarde Ramazini Instituut uit ("Life-Span Exposure to Low Doses of Aspartame Beginning during Prenatal Life Increases Cancer Effects in Rats", European Journal of Clinical Nutrition advance online publication, 8 augustus 2007; doi:10.1038/sj.ejcn.1602866). Deze studie hield rekening met diverse kritieken op hun eerder onderzoek van 2005.

Deze zeer uitgebreide studie herbevestigde echter de eerdere zeer onrustwekkende onderzoeksresultaten. Desondanks blijft Europa bij haar standpunt.

Ik had dan ook volgende vragen :

1) Hoe reageert de geachte minister op de nieuwe onderzoeksresultaten van het Ramazini Instituut die wederom wijzen op de kankerverwekkende aspecten van aspartaam en kan zij naar eer en geweten stellen dat aspartaam geen gezondheidseffecten heeft ?

2) Is zij bereid bijkomend onderzoek te ondersteunen naar de al of niet schadelijke effecten van aspartaam ? Zo neen, kan zij aangeven waarom niet ?

3) Is zij bereid om dit aan te kaarten op Europees niveau ? Zo ja, kan zij meedelen wanneer zij dit zal aankaarten en met wie ? Zo neen, kan zij meedelen waarom zij dit niet opportuun acht ?

4) Acht zij de Europese toelating om aspartaam als voedselingrediënt aan te wenden niet tegenstrijdig met het voorzichtigheidsbeginsel dat bijvoorbeeld wordt aangewend bij het al of niet goedkeuren van genetisch gemanipuleerd voedsel ?

Antwoord ontvangen op 26 januari 2009 :

1) De zoetstoffenwetgeving is een Europese wetgeving waarvoor de European Food Safety Authority (EFSA) de wetenschappelijke risicobeoordeling doet. Als de EFSA een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI, dit is de toxicologische grenswaarde) vaststelt, dan nemen wij deze ADI als serieuze referentie. We pleiten wel zoals iedereen voor regelmatige herevaluaties, zeker wanneer er relevant lijkende nieuwe studies zijn uitgekomen. De Commissie of de Lidstaten kunnen de EFSA vragen om een herevaluatie. Het principe om alle additieven te herevalueren is nu ingeschreven in de nieuwe additievenverordening. Eerder heeft de EFSA ook al verschillende keren oordelen geveld over specifieke studies, zoals de Ramazinnistudies. Momenteel heeft de EFSA een brede herevaluatie van aspartaam opgestart met een werkgroep, door de blijvende kritiek. De EFSA werkt nu ook samen met risicobeoordelingsexperts van Lidstaten, zodat er aan een echte consensus gewerkt wordt. Ik blijf op de EFSA steunen. Eens dat een ADI vastgesteld is, dan blijft deze geldig totdat die door de EFSA gewijzigd of ingetrokken wordt.

2) Wanneer er volgens de EFSA meer studies nodig zijn om het risicobeoordelingsdossier te ondersteunen, dan moeten de bedrijven die aspartaam willen verkopen of gebruiken dit betalen en laten doen. Wanneer het dossier onvoldoende is om een ADI vast te leggen, dan wordt er geen toelating gegeven om de stof te gebruiken.

Het is eventueel wel mogelijk om onderzoek te financieren dat verder gaat dan wat strikt noodzakelijk is voor het dossier voor de EFSA, zoals epidemiologisch onderzoek. Onderzoekers kunnen projecten indienen voor contractueel onderzoek.

3) Gelet op het lopende werk van de EFSA, dat ook zal bekijken of er lacunes zijn in de kennis, lijkt het me nu niet het gepaste moment om financiering van bijkomend onderzoek aan te kaarten op Europees niveau.

4) Neen. Het voorzorgsprincipe geldt wel degelijk voor zoetstoffen zoals aspartaam, want enkel zoetstoffen waarvoor er een risicobeoordelingsdossier gunstig werd geëvalueerd door het bevoegde wetenschappelijk adviesorgaan, werden en worden toegelaten. Wanneer het dossier te onvolledig is, wordt er geen toelating gegeven. Wanneer de EFSA zou oordelen dat het risico volgens de huidige inschatting toch groter is dan eerder gedacht of dat er toch te weinig geweten is volgens de actuele criteria voor dossiervereisten, dan zou de EFSA de ADI moeten verlagen of intrekken. Zolang de ADI behouden blijft, zijn er geen gevolgen voor de wetgeving en dus de toelating voor gebruik.