Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2226

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 8 januari 2009

aan de minister van Justitie

Politieverhoor - Rechten van verdediging - Aanwezigheid van een advocaat - Gevolgen voor de Belgische rechtspraktijk

politie
gerechtelijk onderzoek
advocaat
rechten van de verdediging
Europees Hof voor de rechten van de mens
strafrecht
rechten van de mens
arrestatie
Nederland

Chronologie

8/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
20/3/2009Antwoord

Vraag nr. 4-2226 d.d. 8 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft een baanbrekend arrest uitgesproken (zie: EHRM, 27 november 2008, application n° 36391/02, Salduz vs. Turkey) wat betreft de rechten van verdediging. Verdachten bij een politieverhoor hebben luidens het Hof steeds recht op een advocaat. De Nederlandse Orde van advocaten heeft al gesteld dat het niet meer acceptabel is dat advocaten bij een politieverhoor worden geweigerd.

Ik heb dan ook specifieke vragen aan de geachte minister over de gevolgen van de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens over het recht van de verdachte op toegang tot een advocaat bij het politieverhoor, voor de Belgische rechtspraktijk.

Verder wijs ik op een proefproject dat momenteel loopt in Nederland " advocaat bij politieverhoor ".

1) Is de geachte minister bekend met de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens, waarin het Hof oordeelt dat een verdachte bij een politieverhoor toegang moet kunnen hebben tot een advocaat ?

2) Welke gevolgen zal deze uitspraak hebben voor de Belgische strafrechtspraktijk en de relevante wet- en regelgeving, gezien in ons land een politieverhoor kan aanvangen voordat de verdachte toegang heeft gehad tot een advocaat ?

3) Hoe interpreteert hij het oordeel van het Hof in paragraaf 3 van het vonnis met betrekking tot de toegang tot een advocaat bij het politieverhoor en de bevoegdheden die de advocaat tijdens het politieverhoor heeft ? Kan hij dit zeer uitvoerig toelichten ?

4) Is hij vertrouwd met het Nederlandse proefproject om advocaten toe te laten bij elk politieverhoor ? Is hij hier voorstander van en gaat hij een gelijkaardig project opzetten ? Zo neen, waarom niet ? Zo ja, in welke gevallen, wanneer en in welk gerechtelijk arrondissement ?

5) Deelt hij de mening van de Nederlandse Orde van advocaten dat het niet meer acceptabel is dat advocaten de toegang tot politieverhoren wordt geweigerd ? Hoe vaak en in welke gevallen wordt een advocaat op dit moment nog geweigerd bij verhoren ?

Antwoord ontvangen op 20 maart 2009 :

1) Ja, deze uitspraak is me bekend. Ik neem de vrijheid het geachte lid ten titel van bijkomende informatie ook te verwijzen naar mijn antwoorden verstrekt op de mondelinge vragen van de Kamerleden Van Hecke (nr. 9561) en De Rammelaere (nr. 9887) tijdens de zitting van de Commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 21 januari 2009.

2) Dit arrest, dat werd uitgesproken door de Grote Kamer bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, heeft geen directe gevolgen voor het Belgisch recht. De uitspraak van het Hof heeft enkel betrekking op de rechtsregels en de voorschriften in Turkije en hoe deze zijn toegepast in de concrete voorliggende zaak. Het arrest is dan ook enkel rechtstreeks afdwingbaar ten opzichte van de Turkse Staat. Het arrest verwijst ook naar aanbevelingen ter zake, maar deze aanbevelingen werden gedaan in het kader van een bezoek aan Turkije en betreffen dus de specifieke toestand daar ter plaatse. In het Comité van ministers van de Raad van Europa zal de uitvoering van dit arrest enkel besproken worden vis-à-vis Turkije.

Voor de andere lidstaten heeft dit arrest een indicatieve waarde en vloeit er geen verplichting uit voort om de wetgeving aan te passen. De indicatieve waarde van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet echter niet worden onderschat. Het is richting – en toonaangevend voor alle lidstaten mochten deze wetgeving, procedures of praktijken hebben die van de in de arresten gestelde principes ter zake afwijken.

3) Het voorliggende arrest van de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is belangwekkend omwille van het feit dat ze een verschuiving aangeeft in de rechtspraak van het Hof gaande van een (ruimere) analyse van de noodzaak aan bijstand van een advocaat in het kader van de procedure in zijn geheel naar een (striktere) princiepsbepaling dat er reeds van bij het eerste verhoor een advocaat aanwezig moet zijn op straffe van nietigheid van het verzamelde bewijs.

Ik wens het geachte lid er op te wijzen dat ondanks de vaststelling van een zekere koerswijziging in een concrete zaak, er toch ook moet worden gewezen op de verschillende concurring opinions bij het arrest Salduz. Dit geeft aan dat er binnen het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zeker geen volledige eensgezindheid is over de interpretatie van het moment waarop rechtsbijstand nodig is en of het een “right to acces to a lawyer” betreft of een “assistance to a lawyer”.

Het arrest moet dus grondig worden geanalyseerd vanuit alle mogelijke invalshoeken (bijvoorbeeld mogelijkheid tot en financiële implicaties van het installeren van een permanente wachtdienst bij de balies) en rekening houdende met alle relevante nationale rechtsregels. Voor wat betreft dit laatste verwijs ik bijvoorbeeld naar de korte duur van 24 uur van een arrestatie in België. In andere Europese landen kan deze duur bijvoorbeeld oplopen tot 72 uur.

Een grondige analyse en evaluatie van de Belgische wetgeving is dus nodig. Ik wens me dan ook nog niet uit te spreken in de ene of de andere richting. Ik heb de opdracht daartoe gegeven aan de betrokken diensten van de administratie.

4) + 5) Ik heb kennis van het feit dat dit arrest ook in Nederland de discussie omtrent de draagwijdte van deze nieuwe principes heeft geopend. Mijn Nederlandse ambtsgenoot werd naar aanleiding van het arrest Salduz trouwens met gelijkaardige vragen als de voorliggende bevraagd. In zijn antwoord aan de parlementsleden geeft hij aan voornemens te zijn het lopende proefproject ‘advocaat bij politieverhoor’ voorlopig op de huidige wijze door te laten lopen. Hij stelt dat de uitslagen van dit experiment van belang zullen zijn voor het komen tot een afgewogen standpunt ten aanzien van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord onder 3) en wens ik de verdere analyse en evaluatie van de betrokken diensten van mijn departement af te wachten.