Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1887

van Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) d.d. 29 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Verpleegkundigen - Bachelor-diploma - Herwaardering

verplegend personeel
diploma
beroepsopleiding
erkenning van getuigschriften van vakbekwaamheid
loon
gelijkheid van beloning

Chronologie

29/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2008)
1/12/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-486

Vraag nr. 4-1887 d.d. 29 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De kwaliteit van het verplegend personeel in ons land is iets wat ons allen aanbelangt. Tussen verpleegkundigen wordt een onderscheid gemaakt op basis van hun opleiding. Zo kennen we het onderscheid tussen A2-verpleegkundigen en A1-verpleegkundigen. Zoals de benaming het zegt hebben ze respectievelijk een A2-opleiding en een A1 – nu bachelor – opleiding genoten. Sinds enkele jaren bestaat er ook de masteropleiding voor verpleegkundigen.

De opleiding die door de verpleegkundige genoten werd, zou een garantie moeten zijn om de kwaliteit van ons gezondheidssysteem te behouden en zelfs te verbeteren. Dit onderscheid in opleiding vertaalt zich echter te weinig naar verloning toe. Zo is het loonverschil tussen A2 en A1 op 25-jarige leeftijd nog wel 600 euro bruto, op 50-jarige leeftijd bedraagt dit nog slechts 170 euro bruto. Eenzelfde probleem stelt zich naar hoofdverplegers toe. Ondanks een zwaardere verantwoordelijkheid, krijgen zij amper meer loon. Dit alles maakt dat studenten hoe langer hoe minder geneigd zijn om een opleiding van drie jaar (of langer) te volgen die in vergelijking met een A2-opleiding te weinig rendeert. Dit dreigt op termijn gevolgen te hebben voor de kwaliteit van de volksgezondheid.

Hiernaast moet ik vaststellen dat verpleegkundigen zich in ziekenhuizen in een zwakkere positie bevinden omdat zij binnen het directiecomité vaak geen vertegenwoordiger hebben. Bovendien wordt het aantal bijkomende inspanningen, dat vaak geleverd wordt door het verplegend personeel, niet evenredig vergoed door ziekenhuizen.

Graag had een antwoord gehad op volgende vragen :

1. Is de geachte minister van plan om op korte termijn extra inspanningen te doen om de prestaties en verantwoordelijkheden van A1-verpleegkundigen beter te honoreren ?

2. Is zij bereid om een soort van upgrade toe te kennen aan A1-verpleegkundigen, bijvoorbeeld door een verandering van hun jobtitel, en te bekijken hoe zij binnen een ziekenhuis beter zouden kunnen doorgroeien ?

3. Heeft zij al een beeld van hoe de afgestudeerden masteropleidingen in te passen vallen binnen ziekenhuizen en in welke functies zij aan de slag gaan na hun studie ?

4. Is zij zich bewust van de zwakke positie van verpleegkundigen omdat zij in de meeste ziekenhuizen geen vertegenwoordiging hebben in het directiecomité van het ziekenhuis ?

Antwoord ontvangen op 1 december 2008 :

Er zijn inderdaad twee opleidingen die tot de titel van verpleegkundige leiden: een opleiding in het hoger onderwijs van het korte type (bachelor) en een opleiding in de 4de graad van het beroeps secundair onderwijs (gebrevetteerd).

Er bestaan weliswaar bijkomende opleidingen die toegankelijk zijn voor de gebrevetteerde verpleegkundigen, maar de meest zijn voorbehouden aan gegradueerde bachelors: specialisaties en masters. De masters in ziekenhuisbeheer, ziekenhuishygiëne en volksgezondheid zijn sedert vele jaren toegankelijk voor de verpleegkundigen. De masters in de verpleegkunde zij recenter. De verpleegkundigen die in het bezit zijn van een masterdiploma hebben bovendien toegang tot de 3de cyclus en tot het doctoraat.

De verpleegkundige kaders van de ziekenhuizen moeten beschikken over bijkomende opleidingen, van het niveau kaderschool of universitair (koninklijk besluit van 13 juli 2006).

De verschillende opleidingen zijn onvoldoende onderscheiden bij de uitoefening van het beroep en onvoldoende financieel gewaardeerd.

Dit verklaart meerdere voorstellen van het plan voor het verpleegkundig beroep dat ik voorbereid heb en dat net gunstig advies kreeg van de Nationale Raad voor verpleegkunde, vooraleer voorgelegd te worden aan andere adviesorganen en/of onderhandeld te worden met de sociale partners voor de elementen die zulks rechtvaardigen.

Inzake de minimale competenties die vereist zijn om de titel van verpleegkundige te kunnen voeren: men moet er zeker van zijn dat de verworven kennis beantwoordt aan de behoeften van de patiënten op korte en middellange termijn. De toenemende complexiteit van de opvang vereist een aangepaste opleiding. Er zijn op dat vlak contacten bezig met mijn collega’s van onderwijs.

Het is ook voorzien dat men voortgaat met een studie die recent gevoerd werd door het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) inzake de functiedifferentiëringen. Het is onmisbaar dat men de uitgevoerde activiteiten en gedragen verantwoordelijkheden aanpast aan de opleidingen en de expertises.

De bijzondere beroepstitel in de oncologie zal weldra bij die komen die reeds het voorwerp van een officiële erkenning zijn: intensieve zorgen, dringende medische hulpverlening en geriatrie. Er zullen nog andere volgen, evenals bijzondere beroepskwalificaties, in samenhang met andere ontwikkelingen of vereisten van het gezondheidssysteem (zorgprogramma’s, groeiend aantal patiëntengroepen, …).

De specialisaties op het masterniveau zullen worden aangemoedigd.

Het aantrekkelijkheidsplan voorziet aangepaste lonen. Dit zal gebeuren binnen een meerjarenkader en volgens de beschikbare budgettaire middelen.

De verpleegkundige kaders moeten genieten van een loon dat compatibel is met het niveau van hun verantwoordelijkheden. Het Sociaal Akkoord 2005-2010 heeft vanaf 2008 een financieel supplement voorzien dat binnenkort zal uitgekeerd worden.

Ik ben van plan om door te gaan met deze valorisatie, zodat er voldoende spanning is tussen de uitgeoefende functies.

Voor wat de directiefuncties in de ziekenhuisstructuren betreft, voorziet de ziekenhuiswet dat “de directeur nauw samenwerkt met de hoofdgeneesheer, het hoofd van het verpleegkundig departement, de paramedische diensten, de administratieve en financiële diensten, de technische diensten en met de ziekenhuisapotheker”. De gebruikte termen dragen wellicht bij tot een inadequate positionering in de hiërarchieke structuur. Ik ben van plan om daaraan te verhelpen.

Mijn plan voor de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep omvat een belangrijk luik inzake de sociale erkenning en de betrokkenheid van de verpleegkundigen in de besluitvorming. Ik wens aan dit beroep de plaats te geven die verantwoord is wegens de gedragen verantwoordelijkheden en de belangrijke maatschappelijke dienstverlening ervan aan onze bevolking.