Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1731

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 3 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

OMNIO-voorkeursregeling - Prijsvermindering

OMNIO

Chronologie

3/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 6/11/2008)
5/1/2009Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 4-2317

Vraag nr. 4-1731 d.d. 3 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sociaal zwakkeren in onze samenleving tracht men in ons land sociaal en financieel te ondersteunen door middel van een voorkeursregeling. Het statuut kan toegekend worden aan :

- weduwen, weduwnaars, wezen, gepensioneerden, invaliden en aan de personen die zij ten laste hebben ;

- personen die recht hebben op het gewaarborgde inkomen voor bejaarden, het bestaansminimum en de personen die zij ten laste hebben ;

- personen die recht hebben op een tegemoetkoming voor gehandicapten en de personen die zij te laste hebben ;

- kinderen die recht geven op verhoogde kinderbijslag.

Vroeger werd dit het WIGW-statuut genoemd maar vanaf 1 april 2007 werden enkele uitbreidingen en aanpassingen ingevoerd, ondermeer het uitbreiden van het statuut voor de echtgeno(o)t(e) of levenspartner. De naam veranderde vervolgens naar OMNIO.

De voorkeursregeling geeft recht op een verhoogde financiële tussenkomst van het Ziekenfonds voor geneesmiddelen en geneeskundige diensten (consultaties, verpleegkundige verstrekkingen, hospitalisaties, …). Daarnaast kan door middel van dit statuut een prijsvermindering worden gerealiseerd voor het openbaar vervoer en het telefonieverkeer.

Om hiervan te genieten moet men voldoen aan een inkomenscriterium. Dit wil zeggen dat het jaarlijkse bruto-inkomen evenals dat van de echtgeno(o)t(e) of levenspartner en de personen ten laste niet hoger mag zijn dan het plafondbedrag van 14 337,94 euro per jaar. Dit bedrag mag vermeerderd worden met 2 654,33 euro per jaar voor elk van deze personen, behalve voor de statuuthouder zelf. Omwille van het te strikte en verouderde grensbedrag werd dit vanaf 1 april 2007 opgetrokken van 11 305,98 naar 14 337,94 euro per jaar. Tevens werd het bijkomende bedrag verhoogd van 2 093,04 naar 2 654,33 euro per jaar. Ondanks deze positieve verandering blijkt dat er nog steeds heel wat weduwen, wezen, gepensioneerden, invaliden, ..., uitgesloten worden omwille van een te hoog gezinsloon. Deze mensen voldoen volledig aan de statutaire voorwaarden en hebben duidelijk op sociaal en financieel vlak nood aan deze vorm van ondersteuning, maar vallen dan toch uit de boot.

Graag had ik een antwoord gekregen op volgende vragen :

- Hoe staat de geachte minister tegenover uitzonderingsgevallen die voldoen aan de statutaire voorwaarden, maar net niet aan de financiële voorwaarden om te genieten van een OMNIO-voorkeursregeling ?

- Acht zij het haalbaar om via een op te richten beoordelingscommissie toch individuele grensgevallen te bekijken om al dan niet het statuut toe te kennen ?

Zo ja, hoe ziet zij dit praktisch verlopen ?

Zo nee, waarom niet ?