Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1462

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 4 september 2008

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

Vliegreizen - Korte afstanden - Richtlijnen voor regeringsleden en administratie

reis
luchtvervoer
snelvervoer
vervoer per spoor
minister
ambtenaar
vermindering van gasemissie
milieubescherming
Protocol van Kyoto

Chronologie

4/9/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/10/2008)
10/10/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1451
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1452
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1453
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1454
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1455
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1456
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1457
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1458
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1459
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1460
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1461
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1463
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1464
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1465
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1466
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1467
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1468
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1469
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1470
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1471
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1472

Vraag nr. 4-1462 d.d. 4 september 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 4-978, waarin ik pleitte om waar mogelijk bij buitenlandse missies de trein als vervoermiddel te gebruiken. Dit naar het Nederlandse voorbeeld, waar een parlementaire motie werd goedgekeurd die onder meer stelde dat de (hogesnelheids)trein een goed alternatief is en dat de regering ervoor moet zorgen dat voor dienstreizen tot vijf honderd kilometer de trein wordt genomen.

Volgens een recente evaluatie zou het aantal verplaatsingen per vliegtuig door de regeringsleden, de leden van de strategische cellen en de ambtenaren van de federale administraties ongeveer 6 500 heen- en terugvluchten per jaar bedragen. Die vluchten veroorzaken een jaarlijkse CO2-uitstoot van om en bij de 13 000 ton en hebben dus een aanzienlijke impact op het milieu.

De minister van Klimaat en Energie gaf aan dat hij in overleg met de andere leden van de regering oplossingen tracht te zoeken om die impact te beperken, en om ervoor te zorgen dat de federale overheden hun voorbeeldfunctie op dit domein ter harte nemen.

Momenteel hebben de ministers van Klimaat en Energie en van Sociale Zaken en Volksgezondheid instructies uitgevaardigd waarbij de ambtenaren van de betrokken departementen verplicht worden de trein te nemen voor alle bestemmingen die zich op minder dan 300 kilometer afstand bevinden (Londen, Parijs, Amsterdam, Keulen, enz.) en dat de trein ook de voorkeur zal krijgen voor grotere afstanden die per trein bereikt kunnen worden in minder dan tien uur (bijvoorbeeld de steden in Zuid-Frankrijk, Zwitserland, …).

Voor de verplaatsingen die toch per vliegtuig moeten gebeuren, wordt de uitstoot geneutraliseerd, ofwel door de aankoop van certificaten bij compensatieprogramma’s, ofwel door het aankopen en het annuleren van emissierechten volgens het Europees emissiehandelsysteem, of volgens het Protocol van Kyoto.

De minister van Klimaat en Energie antwoordde dit initiatief te willen uitbreiden tot alle regeringsleden en het personeel van de FOD’s en de POD’s en de instellingen van openbaar nut. Een principebeslissing in die zin werd genomen en een werkgroep werd opgericht, doch binnen de groep werd nog geen akkoord bereikt. Er zit dus duidelijk iets strop.

Graag had ik hieromtrent dan ook een gedetailleerd antwoord ontvangen op volgende vragen :

1) Bent u het eens met de stelling dat de regering inzake het klimaat een voorbeeldfunctie heeft te vervullen, net als het parlement?

2) Hoe staat u ten opzichte van het principe dat de minister of staatssecretaris en de departementen en FOD’s die onder zijn of haar bevoegdheid vallen de trein moeten nemen voor alle bestemmingen in het buitenland die zich op minder dan 300 km afstand bevinden?

3) Wordt dit heden reeds toegepast door uzelf en de FOD’s, beleidscellen en departementen waarvoor u bevoegd bent? Zo neen, waarom niet?

4) Hoe staat u ten opzichte van het principe dat als de verplaatsing toch per vliegtuig dient te geschieden, de uitstoot dient te worden geneutraliseerd?

5) Past u dit persoonlijk reeds toe en passen de departementen, de beleidscellen en de FOD’s waarvoor u bevoegd bent dit reeds toe? Zo ja, hoeveel heeft dit u reeds gekost en wat is de geschatte meerkost op jaarbasis?

6) Zo neen waarom past u het principe van de neutralisering van de verplaatsingen per vliegtuig niet toe?

Antwoord ontvangen op 10 oktober 2008 :

Ministers en staatssecretarissen hebben een belangrijke voorbeeldfunctie in de strijd tegen de verandering van het klimaat, niet alleen wat betreft initiatieven zoals de compensatie van CO2-uitstoot veroorzaakt door vliegtuigreizen en maatregelen om het energie- en papierverbruik te beperken in de gebouwen van hun federale overheidsdienst (en beleidscel), maar ook op het vlak van sensibilisering van de Belgische bevolking over de effecten van de klimaatverandering.

Het basisprincipe voor reizen is dat het vliegtuig gebruikt wordt voor afstanden groter dan 800 km of om een overzeese bestemming te bereiken (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk waarvoor we reizen via Eurostar verkiezen). Voor het overige verwijs ik naar het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken (schriftelijke vraag nr. 4-1457).

Het basisprincipe werd met name toegepast op de treinreizen van mijn medewerkers en mezelf naar Parijs en Den Haag. Verder verwijs ik naar het bovenvermelde antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken.

De Ministerraad van 15 februari 2008 heeft ingestemd met de compensatie van de uitstoot van broeikasgassen voor de verplaatsingen van ministers en staatssecretarissen per vliegtuig. Bovendien is de Ministerraad overtuigd van het nut om de convergentie tussen de compensatie, enerzijds, en het ontwikkelingsbeleid, anderzijds, te bevorderen.

Om de convergentie tussen de compensatie, enerzijds, en het ontwikkelingsbeleid, anderzijds, te bevorderen, heb ik aan mijn collega’s van de regering voorgesteld om een fonds op te richten met de bedoeling om de projecten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking te versterken die een positieve impact hebben op de compensatie van CO2-uitstoot. Dat fonds zal gevoed worden met de bedragen die voortkomen uit de compensatie van officiële reizen van de leden van de regering. Een werkgroep werd belast met de praktische uitwerking ervan.