Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1417

van Margriet Hermans (Open Vld) d.d. 4 september 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Nanotechnologie - Risico’s - Gezondheid - Werkvloer

nanotechnologie
asbest
beroepsziekte
arbeidsveiligheid
volksgezondheid
werkplek
toeleveringsketen

Chronologie

4/9/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/10/2008)
13/10/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1418

Vraag nr. 4-1417 d.d. 4 september 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De verwachtingen rondom nanotechnologie zijn vaak hooggespannen. Niet zelden wordt beweerd dat zij samen met de biotechnologie zal zorgen voor de industriële revolutie van de eenentwintigste eeuw. Over het realiteitsgehalte van deze verwachtingen lopen de meningen echter uiteen. Bovendien gaan de ontwikkelingen in de nanotechnologie gepaard met een discussie over mogelijke risico’s voor gezondheid en milieu en over tal van ethische vragen.

Een recent rapport Omgaan met nanodeeltjes op de werkvloer, 2008 is in deze discussie niet zonder belang.

In Nederland richtte de bevoegde minister hieromtrent een brief aan de Tweede Kamer waarin wordt aangegeven dat de risico’s van nanotechnologie nog onvoldoende bekend zijn.

Graag had ik hieromtrent dan ook een gedetailleerd antwoord ontvangen op volgende vragen:

1) Kan de geachte minister bij benadering aangeven hoeveel producten in ons land met toepassing of met behulp van nanotechnologie worden gemaakt?

2) Hoe reageert zij op het gegeven dat koolstof nanobuisjes bij bepaalde lengte vergelijkbare uitwerking hebben op gezondheid als asbest? Welke implicaties heeft dit wat betreft de veiligheid op de werkvloer alsook wat de consument betreft?

2) Hoe schat zij de risico’s in ten aanzien van de werknemer wat betreft de blootstelling aan nanodeeltjes en dit in het licht van onder meer het standpunt van de bevoegde minister in Nederland (Kamerstuk 29 338, nr. 70, 2007-2008)?

3) Kan zij toelichten welke maatregelen er werden getroffen ter bescherming van de werknemers op de werkvloer wat betreft de blootstelling aan nanodeeltjes? Volstaan deze?

4) Hoe reageert zij op het wetenschappelijk onderzoek naar de uitwerking van nanodeeltjes, dat in mei 2008 in Nature is gepubliceerd en is dit voor u aanleiding is om bij de Europese Commissie te pleiten voor een wijziging van de bestaande wetgeving? Zo neen, waarom niet?

5) Is zij vertrouwd met het rapport Omgaan met nanodeeltjes op de werkvloer, 2008 en welke beleidsconclusies trekt zij hieruit om de veiligheid van eenieder op de werkvloer te garanderen?

6) Kan zij meer in het bijzonder aangeven welke stappen u onderneemt richting bedrijven die werken met koolstofnanobuisjes van risicovolle afmetingen? Op welke wijze worden werknemers, afnemers en consumenten geïnformeerd over de potentiële risico’s van het werken met vezelvormige nanodeeltjes?

7) Kan zij aangeven hoeveel werknemers op de werkvloer in contact komen met respectievelijk nanodeeltjes en/of koolstofnanobuisjes? Hoeveel bedraagt het totaal aantal werknemers werkzaam in de nanosector?

Antwoord ontvangen op 13 oktober 2008 :

1) Bij afwezigheid van een specifieke studie is het zeer moeilijk om het aantal producten te schatten die voor toepassingen in de nanotechnologie worden ontwikkeld die met behulp van nanotechnologie ontwikkeld werden. Het is nog veel moeilijker om een uitvoerige lijst ervan op te maken omdat de mogelijkheden voor toepassingen haast onuitputtelijk zijn. De nanotechnologieën doen beroep op alle technieken die het mogelijk maken om materialen op nanometrische schaal te manipuleren. Dus dekt de term „nanotechnologie“ net zo goed de technologieën die beroep doen op componenten die op nanometrische schaal worden ontwikkeld (bestanddelen van verven, cosmetica, voedingsadditieven, additieven van zonnecrèmes en reinigingsproducten…) als de manipulaties die op nanometrische schaal plaatsvinden (elektrische huishoudapparaten, elektronica, computers, sportartikelen…). Deze verschillende categorieën vindt men natuurlijk ook in België terug, met gebruikers/ontwikkelaars van nanotechnologieën (meettechnologieën, karakterisering van nanomaterialen, verven, papier, bouw materialen…) en fabrikanten van nanomaterialen (nanotubes van koolstof, zinkoxiden, zeldzame metalen voor katalytische potten of de elektronica, polymeren, nanoporeuses matrijzen…).

2) Volgens twee recente studies (Craig A, Poland et al., Nature Nanotechnology, 2008 en Takagi Atsuya et al., The Journal of Toxicological Sciences, 2008) zouden nanobuisjes van koolstof van een zekere lengte in staat zijn om bij de muis effecten te initiëren die gelijkaardig zijn aan deze die door bepaalde soorten van asbestvezels worden geïnitieerd. De studies geven aan dat het paradigma van de asbestvezels toepasbaar is voor andere vezelige materialen.

In beide studies werden de nanobuisjes echter rechtstreeks ingespoten in de peritoneale holte van de muizen wat betekent dat het nog niet mogelijk is van de link te leggen tussen inademing van de nanobuisjes en een mesothelioma. Er moet nog bepaald worden of nanobuisjes van koolstof (CNTs) in staat zijn in het mesothelium te dringen zoals asbest dit doet.

Men moet eveneens in gedachten houden dat deze studies specifiek te maken hadden met het vermogen van CNTs om een mesothelioom of gelijkaardige respons op te wekken die typisch zijn voor fibreuze materialen. CNTs van meer dan 30 µm hebben blijkbaar mesotheliomen geïnduceerd terwijl CNTs die korter zijn dat niet doen. Dit betekent echter niet dat de kortere CNTs ongevaarlijk zijn. Het is duidelijk dat er nog vele onbeantwoorde vragen zijn met betrekking tot de onschadelijkheid of het gevaar van CNTs, en dit ondanks de talrijke vooruitzichten van toepassingen.

3) Het probleem van de blootstelling van werknemers en gebruikers aan nanopartikels is een van de meest belangrijke. Iedereen is het er over eens dat hier het minst over gekend is. Welk belang heeft het immers het gevaar van nanopartikels te onderzoeken als er geen enkel gegeven beschikbaar is betreffende de risico’s van blootstelling? Als de blootstelling van eenieder aan deeltjes die door de verbranding van brandstoffen en hun toevoegingen in automotoren duidelijk is, is dit veel minder het geval voor de blootstelling van werknemers of gebruikers aan opzettelijk geproduceerde nanopartikels. De meettechnieken beginnen pas nu beschikbaar en gestandaardiseerd te worden en studies worden nu pas gepubliceerd.

Wel blijkt het zo te zijn dat wanneer de productie van nanomaterialen wordt begrensd tot bepaalde zones en werknemers correct beschermd worden HEPA maskers (high efficiency particulate air), HEPA filters, niet geweven kleding, handschoenen (Europese studie „Nanosafe“), het risico van blootstelling bijna nul is. Een beredeneerd gebruik van de verschillende afzonderings- en beschermingsinstallaties is volgens de huidige kennis dus een goede benaderingswijze (zie:http://www.nanosafe.org/node/907).

4) Een aantal instellingen heeft reeds aanbevelingen gepubliceerd die de huidige kennis zowel als het gebrek aan kennis en het voorzorgsprincipe in aanmerking nemen:

In ieder geval kan men niet wachten op de definitieve antwoorden van het onderzoek naar het gevaar van de materialen en de risico’s van blootstelling.

Sommige elementaire voorzorgsmaatregelen kunnen in al deze rapporten gevonden worden (zie: http://www.nanosafe.org/node/907):

5) Zoals in punt 2 aangegeven, wijzen de auteurs erop dat zij hebben aangetoond dat CNTs van een zekere lengte mechanismen op gang kunnen brengen die lijken op deze die tot mesothelioma bij de muis leiden, maar dat het nog niet mogelijk is om te besluiten dat CNTs in staat zijn om mesothelioma bij de mens na inademing teweeg brengen. Het risico is groot, maar nog niet bewezen. De auteurs benadrukken dat hun studie te maken heeft met de effecten die gelijkenissen vertonen met deze van asbest. CNTs waarvan de lengte kleiner is dan de kritische lengte (30 µm) lijken dus ongevaarlijk in deze studie maar dit betekent niet dat ze absoluut veilig zijn (Poland C, A, et al., Carbon nanotubes introduced into the abdominal cavity of mice show asbestos like pathogenicity in a pilot study 2008, Nature Nanotechnology).

De blootstelling van de bevolking aan dit type materialen blijft een grote onbekende. Werknemers op een site van synthese van nanobuisjes zijn ongetwijfeld het meest blootgesteld. Onze huidige kennis beveelt in dit stadium het gebruik van beperkende maatregelen en klassieke beschermingsmaatregelen aan (zie punten 3 en 4). Het materiaal zal dan op verschillende manieren gebruikt worden, hetzij droog, wanneer het vermoedelijk het gevaarlijkst is, hetzij in suspensie of in een matrix. Dit zijn twee stadia waar de eigenschappen van het materiaal aanzienlijk gewijzigd kunnen zijn en het gevaar dus verschillend is. Ook hier komen beroepsblootgestelde werknemers het meest met deze preparaten in aanraking. De algemene bevolking komt alleen in contact met de afgewerkte producten (bijvoorbeeld een tennisraket wanneer die breekt).

Dit toont aan dat deze studies naar de effecten van nanomaterialen op levende organismen mogelijke gevaren blootleggen maar ook dat de gegevens veel te onvolledig zijn om op een redelijke basis de wetgeving aan te passen. Het probleem is dus zeer complex en betreft uiteraard niet alleen de koolstofnanobuisjes. De Europese Commissie onderzoekt momenteel de bestaande regelgeving in de Europese Unie om na te gaan of een specifieke wetgeving noodzakelijk is om de risico's ten opzichte van nanomaterialen op te vangen, of om na te gaan of deze materialen deel uitmaken van de bestaande wetgeving op de chemicaliën (REACH). Op dit ogenblik gaat ze ervan uit dat de bestaande wetgeving volstaat om de potentiële gevaren van nanomaterialen voor de beroepsbevolking op te vangen. Niettemin zullen wijzigingen moeten aangebracht worden in functie van nieuwe gegevens, in het bijzonder betreffende blootstellingdrempels die in sommige wetgevingen zijn toegelaten.

Een mededeling hierover is al beschikbaar: Mededeling Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comitéregelgevingsaspecten van nanomaterialen [SEC(2008) 2036]

Het document bevindt zich op het volgende adres van de server EUR-Lex (ook beschikbaar in het Frans en hetDuits):

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2008:0366:FIN:NL:PDF

Zie ook het « staff working document » voor meer informatie (uitsluitend in het Engels):

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SEC:2008:2036:FIN:EN:PDF

6) De aanbevelingen (« best practices ») komen met deze van de rapporten die in punt 4 werden vermeld overeen BSI en NIOSH

Er dient op gewezen te worden dat de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op haar internet site (http://www.werk.belgie.be/Nanodeeltjes.aspx) al enkele aanbevelingen geeft. Deze dienst verwijst ook naar het document CDC/NIOSH zowel als naar de documenten die door het Europese project Nanosafe zijn gepubliceerd.

De betrokken openbare diensten zouden aanbevelingen moeten maken ten behoeve van de industrieën en de betrokken werknemers die op deze rapporten zijn gebaseerd NIOSH: http://www.cdc.gov/niosh/topics/nanotech/dafenano/ ; BSI: http://www/bsi.global.com/en/Standards-and-Publications/industry-Sectors/Nanotechnologies/.Hieruit blijkt dat er grote nood is om in België de bedrijven te identificeren die nanomaterialen produceren, manipuleren en gebruiken en derhalve de plaatsen waar een potentieel risico van blootstelling bestaat voor de arbeiders. Een enquête die gelijkaardig is aan deze die in Nederland (Omgaan met nanodeeltjes op de werkvloer, 2008), Zwitserland (studie van Michel Riediker et Kaspar Schmid) of de Verenigde Staten (EPA, Nanoscale Materials Stewardship Program (NMSP) werden gehouden zou ook in België nuttig zijn om de actoren te identificeren die nanomaterialen produceren of gebruiken. Dergelijke bevraging laat ook toe te zien welke maatregelen genomen worden om de arbeiders te beschermen, welke materialen gemanipuleerd worden en in welk kader dit gebeurt. Als gevolg van deze bevraging is ook samenwerking mogelijk met producenten/gebruikers van nanomaterialen om in situ metingen te verrichten en de accuraatheid van de voorgestelde beschermingsmaatregelen in te schatten. Het Laboratorium voor Industriële Toxicologie van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bezit immers een toestel dat metingen van nanopartikels op de werkvloer mogelijk maakt.

7) Er zijn, voor zover geweten, geen specifieke aanbevelingen gedaan t.b.v. arbeiders van bedrijven waar koolstofnanobuisjes met een lengte boven de 30 µm geproduceerd of gebruikt worden. Het zou dus inderdaad nuttig zijn om aanbevelingen op een of andere manier te publiceren die gebaseerd zijn op het voorzorgsprincipe (cf. punt 4). Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat de kennis ter zake nog zeer fragmentarisch is. Men mag zich dus niet beperken tot deze arbeiders die aan lange nanobuisjes (punt 2) zijn blootgesteld.

Het zou in de huidige context nuttig zijn de bestaande beschermingsmaatregelen in herinnering te brengen (HEPA filters, bril, beschermingskledij, beperking van de processen tot plaatsen waar de lucht gefilterd kan worden…).

8) Zoals voor de eerste vraag kan alleen gezegd worden dat er, bij gebrek aan een uitvoerige bevraging, geen gegevens voor België beschikbaar zijn. Sommige bedrijven zijn gespecialiseerd in de productie van nanopartikels (http://www.nanovip.com/nanotechnology-companies/belgium) maar er bestaat hiervan geen uitvoerige lijst. Naast producenten moeten ook gebruikers geïdentificeerd worden die de nanopartikels in hun producten of fabricageprocessen zullen integreren. In een nog bredere context kan het antwoord op de vraag ook alle bedrijven omvatten die iets met nanotechnologieën en dus elektronica te maken hebben. Het moet echter pertinent blijven met betrekking op de bescherming van de gezondheid en het leefmilieu.