Btw - Verhuur van pleziervaartuigen - Toepassing van artikel 44, §3, 2º, van het BTW-Wetboek - Commentaar nr. 6/894 van de belastingadministratie
BTW
verhuur
plezierboot
haveninstallatie
5/6/2008 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/7/2008) |
11/7/2008 | Antwoord |
Wat bedoelde uw administratie wanneer ze in het nr. 6/894 van haar commentaar op het BTW-Wetboek schreef “De toekenning door een gemeente van een pleziervaartuig of een jacht in een jachthaven, is een onroerende verhuur die vrijgesteld is van BTW op grond van art. 44, §3, 2º W. BTW.”
Het nummer 6/894 van het Commentaar over het BTW-Wetboek is niet ter zake en derhalve verkeerd aangezien het de terbeschikkingstelling van een ligplaats voor een pleziervaartuig of een jacht tot voorwerp moest hebben.
In dit opzicht betreft het hier inderdaad de verhuur van een ligplaats voor het meren van boten in het water en van plaatsen voor het stallen van deze boten op de wal op het haventerrein. Deze onroerende verhuur is evenwel aan de belasting onderworpen aangezien ze expliciet van de vrijstelling uitgesloten is als de terbeschikkingstelling van stalling voor rijtuigen. Het begrip « voertuigen » omvat namelijk ook boten (zie artikel 44, § 3, 2º, a, 1e streepje, van het BTW-Wetboek en het arrest van 3 maart 2005 van het Europees Hof van Justitie, zaak C-428/02, Fonden Marselisborg Lystbadehavn tegen Skatteministeriet).