Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-7844

van Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT) d.d. 13 april 2007

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

GSM-masten - Stralingsnormen.

Chronologie

13/4/2007Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 21/5/2007)

Vraag nr. 3-7844 d.d. 13 april 2007 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Er kan tot op heden niet met zekerheid gezegd worden welke invloed GSM-straling of de straling uitgezonden door de basisstations heeft op de gezondheid, vooral omdat men nog geen langetermijneffecten kan bestuderen. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gaat ervan uit dat er voorlopig onvoldoende gegevens zijn om tot de schadelijkheid van de GSM-straling te besluiten, maar geeft wel duidelijk aan dat er op sommige onderzoeksdomeinen nog te veel onzekerheid bestaat om tot definitieve besluiten te komen.

De blootstelling van de mens aan mobiele telefoontoestellen en aan basisstations is heel verschillend. De RF-blootstelling van een GSM-gebruiker is, op het moment van gebruik, véél hoger dan de blootstelling van een persoon aan straling van de GSM-zendmast. De sterkte van radiofrequente straling neemt immers af met de afstand.

Het probleem dat bij basisstations vooral aangekaart wordt, is dat deze masten continu elektromagnetische straling uitzenden en de bevolking er vierentwintig uur op vierentwintig aan blootgesteld wordt, of men nu GSM-gebruiker is of niet.

Artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 houdende de normering van zendmasten voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10 GHz, bepaalt dat de operatoren het uitzendvermogen van de zendmasten moeten beperken tot maximaal 0,02 W/kg (elektromagnetische veldsterkte = 20,6 V/m). Dit is nog eens een factor 4 kleiner dan de veiligheidsmarges die door de WHO in acht worden genomen.

Nu de telecomoperatoren gewag maken van een enorme toename van het GSM-gebruik in de komende jaren en bijgevolg van een sterke uitbreiding van het zendmastennetwerk, is het wellicht nuttig de bestaande regelgeving te herbekijken. De milieuorganisaties stellen de volgende eisen voor:

- er mogen geen zendmasten meer geplaatst of versterkt worden zonder voorafgaandelijk advies van de lokale overheid. Een negatief advies kan door de gewesten enkel weerlegd worden met een sterk gemotiveerd besluit;

- voor elke plaatsing van een zendmast dient een vergunning te worden uitgereikt en moet de bevolking voorafgaandelijk worden ingelicht;

- de bevoegde instanties maken een inplantingplan op voor de plaatsing van toekomstige masten. Daarbij wordt gestreefd naar gegroepeerde plaatsingen (meerdere antennes op 1 locatie) die gelegen zijn op minimum 300 m van scholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven, bejaardentehuizen en andere concentraties van kwetsbare bevolkingsgroepen;

- er moet gestreefd worden naar een verlaging van de maximale elektromagnetische veldsterkte tot 3 volt per meter.

Kan de geachte minister zich vinden in de voornoemde eisen van de milieuorganisaties en in bevestigend geval, welke initiatieven neemt hij om die te realiseren?